Nieuws

Bieren met de Ieren

Nu men in Rusland op het punt van beginnen staat gaan mijn gedachten terug naar het eerste WK dat ik ‘live’ mocht meemaken. Dat was in 1990 in Italië. Het was niet om over naar huis te schrijven.

Achteraf hadden we net zo goed niet mee kunnen doen, maar dan was ik er ook niet naar toe gegaan. Dat zou dan wel weer jammer zijn geweest.

We struikelden al bijna in de groepsfase, met Egypte (1-1), Ierland (1-1) en Engeland (0-0). Als nummer drie in de poule mochten we nog naar de achtste finales tegen West-Duitsland. De moed was de fans toen al dusdanig in de schoenen gezakt dat er in San Siro een spandoek hing met de tekst: Marco kan Barsten! Verder zijn we ook niet meer gekomen. Leo Beenhakker moet dat nog maar eens uitleggen.

Desondanks heb ik een geweldige tijd gehad. Dat begon al in het hotel op Sicilië, dat we deelden met de Ierse supporters. De Ierse internationals en supporters wekten de indruk één geheel te vormen. Veel meer dan Oranje met de aanhang in die fase. Als je een Ierse voetballer een dag voor de wedstrijd voor een interview benaderde luidde het antwoord steevast: If you bring the beer!

Als je je dan in het spelershotel meldde lagen de Boys in Green vrolijk aan de rand van het zwembad in de zon te bakken bij +40.  Een versnapering ging er wel in. Het ontbrak er nog maar aan dat er bij de receptie een bordje hing met: It’s NOT the World Cup.

Eenmaal in het veld echter vlogen ze er in met een niet aflatende gedrevenheid, daarbij gesteund door de aanhang die twee uur voor aanvang al uit volle borst begon te zingen en dat volhield tot heel veel later het laatste glas over de toonbank van de hotelbar was gegaan.

Wij zaten elke avond tussen de Ieren en pas als het ochtendgloren al weer over Sicilië hing en de zon begon te branden gingen wij naar bed. Van slapen kwam weinig want één Ier had de gewoonte bij terugkeer op zijn kamer niet te gaan liggen maar een grote toeter te pakken om daarmee vanaf het dakterras de nieuwe dag officieel voor geopend te verklaren. En de bar ook.

Na de laatste groepswedstrijd togen wij richting Milaan, niet na met een laatste glas afscheid te hebben genomen van onze vrienden uit Ierland. Een paar weken later trof ik een groot deel van de colonne nog in Rome. Ze waren daar ondergebracht in het Hilton, hadden zich ook daar meteen vol overgave op de bar gestort en waren binnen een dag door al hun geld heen.

Ze hebben het nog tot de kwartfinale volgehouden, waarin Italië net iets sterker was. Een paar uur reden de Tifosi luid toeterend door het centrum. Toen ze uitgefeest waren kwamen onze vrienden uit Ierland vanuit Stadio Olimpico in opperbeste stemming Rome binnen gemarcheerd en namen de regie op de Piazza Venezia over. Tot zes uur in de ochtend hoorden we de liederen die ons sinds het verblijf op Sicilië als muziek in de oren klonken.

Oe ah Paul McGrath…...

Vier jaar later kwamen we ze weer tegen, nu in Orlando. Het was daar nog benauwder. Het spreekt voor zich dat de Ieren zich ook hier totaal niet door uit het veld lieten slaan, al zie ik nog Jack Charlton tijdens een persconferentie met een zakdoek het zweet van zijn roodverbrande kop wrijven, mompelend dat het toch niet veel gekker moest worden.

Nu waren wij het die de Ieren, in de achtste finale, naar huis stuurden, waarna het legioen trots als een pauw en berooid van de laatste centen op het vliegtuig stapte. Ze gingen vier jaar sparen, maar de volgende keer zouden ze er weer bij zijn. We mochten de bestelling al wel vast opnemen.

GERT LAMMERINK

Gert Lammerink (1962) schrijft deze wekelijkse column op persoonlijke titel. Hij werkt sinds 1988 bij het ANP, was in die periode twee keer chef-sport, werkte daarnaast als algemeen eindredacteur en combineert tegenwoordig dat werk met sportverslaggeving. Hij deed verslag van vier Olympische Spelen (2002, 2004, 2006 en 2008). Daarnaast bezocht hij vele WK’s voetbal (1990, 1994, 1998, 2010), EK’s voetbal (1992, 1996, 2000, 2008) en verder tal van titeltoernooien in het schaatsen, paardensport en judo.