Nieuws

‘Toen we met Piet moesten stoppen, belde Cruijff’

De mixed zone bestond nog niet toen Piet Keizer als topvoetballer glorieerde. In de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw werden de spelers nog niet opgewacht door camera’s en smartphones, en slechts sporadisch door een microfoon. Herinneringen aan de media-ervaringen met Piet Keizer.

De glorietijd van Ajax en Feyenoord viel samen met een vernieuwingsgolf in de sportjournalistiek. Onder invloed van pas geboren weekblad Voetbal International en de nieuwe aanpak van het verdwenen dagblad De Tijd (met onder anderen Maarten de Vos, Kees Jansma, Eddy Poelmann en Bert Nederlof)  verschoof  de journalistieke aandacht van bobo naar voetballer. Het was ook de tijd dat er columns van voetballers in de kranten verschenen.  

Piet Keizer had zoveel status dat onder zijn naam jarenlang een column in Het Parool verscheen. ,,Een zeer lezenswaardige column”, schrijft Matty Verkamman in Trouw. Daarin herinnert hij ook aan de moeizame relatie die Keizer onderhield met de Telegraaf. ,,Piet Keizer had als jonge speler al niet zo veel op met de Telegraaf. Zo vond hij de chef voetbal van die krant Jan Blankers, de echtgenoot van Fanny een zo vervelende man dat hij weigerde met hem te communiceren. Het bestuur van Ajax vond dat niet prettig, maar dat maakte Piet verder niets uit.”

Lex Muller preciseert de houding van Piet Keizer ten opzichte van de media. ,,De indruk wordt wel eens gewekt dat Piet Keizer onbenaderbaar was. Dat klopt helemaal niet. Piet was wel de meest introverte van alle Ajacieden. Hij was ook eigenzinnig, eigengereid en had zijn eigen mening. Piet kon buitengewoon scherp zijn, maar was altijd heel eerlijk. Als Piet iets zei was het altijd raak, altijd zinnig”, aldus Muller.  ,,Het was een heel andere tijd. De relatie tussen pers en spelers was veel flexibeler, nauwelijks geregisseerd.”

In het tv-programma Studio Voetbal herinnerde Kees Jansma aan zijn eerste ontmoeting met Keizer. ,,Hij had de reputatie nors te reageren op journalisten. In 1964 stapte ik heel bedremmeld op hem af met het verzoek om een interview. Kom maar naar de Prinsengracht, zei hij tot mijn verrassing. Piet had niet veel met de media, hij mocht je of mocht je niet. Als je zijn vertrouwen gewonnen had, kon je goed met hem praten.”

Ook na zijn carrière was Keizer selectief met media-optredens, maar zweeg hij zeker niet. Hilarisch in dat verband is een opmerking van hem in een interview met Mark van den Heuvel en Rob Fleur voor Het Parool in 1995, vlak voor de Champions League-finale van Ajax tegen AC Milan. Voor het interview begint zegt Keizer tegen Van den Heuvel: ,,Ik heb gehoord dat jij graag letterlijk citeert. Maar dat gaat niet in mijn geval, dus wil ik daar bezwaar tegen maken. Anders kan dit interview niet doorgaan. Je moet weten, ik vloek nogal veel als ik iets betoog. En ik heb geen zin om dat allemaal terug te lezen in de krant.”

Voor het maandblad ELF ging Piet Keizer enkele jaren achtereen op pad voor beschouwingen die hoofdredacteur Henri van der Steen noteerde. Van der Steen: ,,Ik had, denk ik, net voldoende voetbalverstand dat hij me serieus nam om op niveau over voetbal mee te kunnen praten.  Uit zo’n reportage met Piet Keizer bij Feyenoord, een gesprek met Johan Cruijff, Thijs Libregts als trainer en Willem van Hanegem die assistent was, kwam in januari 1984 het idee voort om linksback  Stanley Brard als linksbuiten te posteren zodat hij Cruijff de wind uit de zeilen kon nemen.  Pierre Vermeulen werd daarvan de dupe. Enkele maanden later was Feyenoord kampioen.  Zo gingen we elke maand naar een club, ook naar Barcelona  in de tijd dat Maradona daar speelde.”

Bezuinigingen bij ELF maakten na enkele maanden een einde aan de rol van Piet Keizer. ,,Piet kreeg tweeduizend gulden (900 euro) per maand  voor zijn bijdrage, een mooi bedrag voor die tijd. Toen we met Piet moesten stoppen, belde Cruijff op. Of we toch door konden gaan, vroeg hij. Want Piet kon het geld wel goed gebruiken… “

Henk Mees