SCHOT VOOR DE BOEG

Een subtiel verschil

Hou u vast. Sportjournalisten hebben een taak. Die taak bestaat uit het promoten van de sport. De voornaamste reden: wij als journalisten zijn erbij gebaat dat het de sport goed gaat, we eten er immers allemaal van.

 

Niet schrikken. Dit is niet het nieuwe beleid van de NSP, dit is allerminst een oekaze van de voorzitter in de richting van de kaarthouders. In feite is het veel erger. Bovenstaande stelling, met bijbehorende onderbouwing, komt van Gianni Merlo, de voorzitter van de AIPS. En dat is onze overkoepelende club, de internationale associatie van sportjournalisten.

 

Een paar weken geleden was ik als president van onze eigen stichting, want zo heet je dan in internationale kringen, te gast in Zuid-Korea. Op een nogal tegenvallend congres van de AIPS, waarover ik op deze site al eerder het nodige heb gemeld. In het kort nog even de samenvatting: veel presentaties van niet al te interessante evenementen, goed voor de kas van de AIPS, maar niet bevorderlijk voor het concentratievermogen van de gemiddelde congresganger. Weinig vakgerichte inhoud ook.

 

Laat ik eerlijk zijn. De journalistieke opvattingen van de AIPS-voorzitter sporen niet helemaal met die van mij, en dan druk ik me nog zacht uit. Ik hoef hier geen betoog te houden dat een sportjournalist in mijn ogen niet anders is dan iedere andere journalist, op welk terrein die dan ook werkzaam is. Kritisch als het moet, soms een luis in de pels, in elk geval volledig onafhankelijk, dus niet gehouden aan het bevorderen van de belangen van de sport waarover hij of zij schrijft.

 

Dat wil trouwens niet zeggen dat een sportjournalist zich nooit druk hoeft te maken over de vraag of een sport in zijn geheel – maar het kan ook een specifiek evenement zijn – beter af zou kunnen zijn met vernieuwing. Met een experiment waarmee alle vastliggende regels even overboord worden gezet.

 

In mijn werkomgeving, het wielrennen, is dat experimentele proces gaande. Met een voorzichtig begin, de Hammer Series die afgelopen weekend in Limburg zijn gereden. Klimmen, sprinten en tijdrijden met ploegen van vijf man. Geen individueel klassement, maar wel eindprijzen voor de teams via een nogal ingewikkeld puntensysteem. Korte wedstrijdjes met dito spanningsboog. Een bloedstollende finale.

 

Ik heb de nodige schoonheidsfouten gezien, net als de renners en de ploegleiders. Net als de toeschouwers. Maar ik was enthousiast over het nieuwe elan in een sport die onherroepelijk dreigt te vergrijzen. Volgens onderzoeken houden jonge tv-kijkers het niet vol, zo’n ellendig lange Touretappe met de onvermijdelijke massasprint als kers op de nogal hardgebakken taart. Het moet allemaal flitsender, onvoorspelbaarder, dan is er tenminste een gerede kans dat het wielrennen over een jaar of twintig nog steeds massaal wordt bekeken en beluisterd.

 

Dat zou me eigenlijk worst moeten zijn, als onafhankelijk volger. Zeker als ik mezelf niet zie als promotor van de sport. Toch doet het me wat en dat heb ik via de microfoon laten weten ook. Dat enthousiasme heeft geen moer te maken met het verzekeren van mijn broodwinning op de lange termijn, maar ik zou het triest vinden wanneer de wielersport over enkele decennia is gereduceerd tot passief vermaak voor een bescheiden groep bejaarde dames en heren.

 

Daarom juich ik een nieuw initiatief als de Hammer Series toe, al weet ik donders goed dat het hele plan vanuit een razendsnelle marketinggedachte opgezet. Dat het een creatieve zet is in het machtsspel tussen organisatoren en profploegen. Maar wat is daar mis mee in een sport die meer dan een eeuw geleden al diende om de verkoop van kranten en bladen te bevorderen? Zolang de sport zich maar blijft vernieuwen om uiteindelijk te overleven.

 

Ik vind het prima zo, zolang ik in die sport als onafhankelijk observator waar nodig kritische kanttekeningen kan blijven plaatsen en ik me op geen enkele manier gebruikt hoef te voelen als spreekbuis van organisatoren, bonden, ploegen en renners. Dat noem ik betrokkenheid, en geen promotie. Misschien moet ik dat subtiele verschil nog maar eens uitleggen aan de president van onze associatie.

 

Gio Lippens

Voorzitter NSP