SCHOT VOOR DE BOEG

Een duwtje voor Max

Het was tot voor kort een marginale beroepsgroep, de sportjournalisten die over autosport (vroeger heette dat autorensport) schreven. In de jaren tachtig was er een groepje, met aan het hoofd Coo Dijkman (Telegraaf), Hans Botman (AD en Zandvoorter), Pim Stoel (Haagsche Courant) en Rob Wiedenhoff (NRC), die van het grote racegebeuren berichtten. Het was vooral hobby, liefde en gezelligheid. Toen Zandvoort na 1985 zijn Grand Prix Formule 1 verloor, was elke reden om groot te berichten over autosport wel zo’n beetje weg.

Vervolgens kwam Jos Verstappen op. Mijn krant, de Volkskrant, wilde de automobielsport min of meer verzwijgen. Collega Hans van Wissen, grootheid in de olympische berichtgeving, dreigde met ontslag toen de sportredactie in 1994 besloot de derde plaats van Verstappen in de Grote Prijs van Hongarije op de voorpagina van het sportkatern te plaatsen. Dit kon écht niet in zijn Volkskrant. Het was een beoordeling uit de jaren zestig, zeventig;, toen gemotoriseerde sporten niet voor vol werden aangezien. Ook boksen werd zo uit de kolommen geweerd.

Na Jos the Boss, zoals de Limburger werd genoemd, kwamen mannen als Christijan Albers, Robert Doornbos en Giedo van de Garde die zich voornamelijk in de achterhoede van het F1-startveld bewogen. Het was de inleiding tot dat ene talent uit Nederland dat een keer zou doorschieten naar de top. Dat werd Max Verstappen die in 2016 als jongste GP-winnaar uit de geschiedenis (18 jaar en 228 dagen) werd afgevlagd.

Max, meer hoef je niet te zeggen in Nederland in de kantine of bij de koffieautomaat, is een formidabel racetalent gebleken met een meer dan pittig karakter en een compromisloze houding op het asfalt. Nooit gaat hij een meter opzij. Sinds zijn entree wordt hij vanuit Nederland redelijk fanatiek gevolgd door de media. Er is de coverage door Ziggo dat de coureur ook sponsort. Dat is journalistiek gezien een te moeilijke combinatie. Het programma leunt vooral op oud-coureurs als Doornbos en de tweeling Coronel. NOS-tv doet het met Hans van Loozenoord en Jan Lammers, voor de meestal uitstekende uitleg. Martin Vriesema mag drie races volgen, als ik goed heb geteld.

Op radio 1 horen we de strak formulerende Louis Dekker die durft te zeggen waar het op staat: wat Verstappen goed en wat Verstappen slecht doet. En dan is er een kleine kolonne persmensen, ooit aangevoerd door de naar verzekeraar TVM vertrokken schaatsverslaggever Frank Woestenburg en door André Venema die AD Sport verruilde voor het blad Formule1.nl. Woestenburg werd Jaap de Groot en Erik van Haren. Voor NRC doet Frank Huiskamp enthousiast. AD stuurt twee doordouwers de wereld in: Rik Spekenbrink en Arjan Schouten. De Volkskrant doet mee in de persoon van Lennart Bloemhof, een freelancer met een zeer eigen kijk op de zaak. De langst volhoudende reporter is natuurlijk met afstand Ivo Op den Camp van De Limburger die sinds papa Jos de ronkende vierwielers volgt.

In een weekend als dat van de Grand Prix van Brazilië (afgelopen zondag) komt er zo heel wat nieuws over ons heen over Max Verstappen die door de Fransman Ocon van de baan werd gereden (of had Der Max gewoon wat ruimte moeten geven?) en na afloop stevig duwend (als een overspannen profvoetballer zeiden sommigen) en tamelijk onsportief in beeld kwam. Het hoort niet. Er is op het hoogste niveau altijd een voorbeeldfunctie. Wie durft hem in zo’n situatie echt op de vingers te tikken? Als dat – overigens - een taak van de journalistiek zou zijn.

De wereldautosportbond FIA heeft ogenschijnlijk geen streng reglement voor gedrag naast het circuit. Coureurs die na afloop in de catacomben hun beheersing verliezen zouden toch wel iets pittiger mogen worden aangepakt dan hen met een taakstraf te laten wegkomen. Een wedstrijd schorsing (voorwaardelijk eventueel) zou toch gepast zijn. Zeker als waarschuwing. Vind ik, maar mijn laatste GP als verslaggever was Zandvoort 1985.

Max Verstappen werd in 2015 de sportpersoonlijkheid van het jaar van de Nederlandse Sport Pers. Hij was keurig aanwezig in Rotterdam. Een jaar later, in (olympisch jaar) 2016, werd hij – stapje hoger - sportman van het jaar in Nederland. In 2017 gaf hij evenwel te kennen weinig te geven om die eer. Dat was oneerbiedig. De dag dat hij gecontroleerd racet, zich beheerst gedraagt en zich een wat Britse onverstoorbare stijl aanmeet, dan zal hij zeggen dat hij die Ocon in 2018 niet zo had moeten duwen en dat hij in 2016 wel een geweldige eer had mogen ontvangen van het Nederland sportvolk. Misschien dat de journalistiek hem af en toe een duwtje richting die volwassenheid kan geven.

 

JOHN VOLKERS

Vicevoorzitter NSP