YOERI VAN DEN BUSKEN
De echte supporter
Tijdens het EK gaat het heel erg veel over volgers van het Nederlands elftal. Hoe ze op straat hossen van links naar rechts, opgezweept door een olijke Brabander die Snollebollekes heet. Hoe ze kleur geven aan het toernooi en hoe mensen uit andere landen zich weer verbazen over die ’malle Hollanders’. Altijd ontstaat dan vanzelf ergens een discussie over de ziel van de voetbalsupporter, want wat de één ziet als een infantiele carnavalsoptocht is voor de ander de ultieme fanbeleving.
Op de achtergrond van die EK-gekte, in het Gelderse kerkdorp Haarlo, luister ik op een vrijdag naar de vogels in de bomen achter het crematorium. Naast mij staan allerlei soorten Superboeren – de geuzennaam van De Graafschap-supporter. Oud en jong, statig of onhandig schuifelend, netjes gekleed of een tikje shabby. We staan er allemaal om dezelfde reden. We wachten op de kist die prachtig beschilderd is in de kleuren blauw en wit. Naast de sierlijke G uit het clublogo vlammen de letters van rockband Kiss.
Een week eerder was Frank Seggelinck plotseling overleden. Zijn hart stopte er na 55 jaar gewoon mee. De Achterhoek huilde, maar haalde gelijk alles uit de kast om Seggel, zoals iedereen hem kende, een zeldzaam mooi afscheid te geven. Eerst werd hij onder een kleine partytent neergezet naast de muurschildering van Simon Kistemaker, met wie Seggel zich levenslang verwant voelde. In zijn kist naast De Kist, zo zou hij het willen. Naar schatting achthonderd mensen kwamen vaarwel zeggen. Dat ging wel vier generaties terug. Oud-spelers waren er, de huidige trainer Jan Vreman, directieleden.
Daarna reed de rouwauto een kilometer over de Lijsterbeslaan door een erehaag van fakkelvuur. Een bezorgde bewoner die er vooraf lucht van had gekregen, belde nog naar de gemeente om bezwaar te maken. Hij dacht dat er een stoet hooligans zijn straat zou komen bevuilen. Gelukkig trof hij een ambtenaar die zijn klassieken kent. ‘Ik weet wie het zijn, meneer, dat komt helemaal goed.’
En dat kwam het ook. In een oogwenk was alles weer opgeruimd. Waar een kleine club groot in kan zijn, bewees De Graafschap hier – en niet voor het eerst.
Negen jaar geleden leerde ik Seggel kennen. ‘Zo, jij gaat een boek over Simon Kistemaker schrijven’, bromde de man met een enorme bos rood krullend haar en hij keek er wat misprijzend bij. Voordat ik kon antwoorden: ‘Over goden schrijf je geen boeken.’
Toen moest de avond nog beginnen.
Levensles: ga nooit meteen af op de eerste indruk. Gelukkig acteerde hij die kritische houding, kleurde hij de biografie met prachtige, romantische verhalen en ontdekte ik al snel wie Frank Seggelinck in werkelijkheid was. Type ruwe bolster, blanke pit. Toonbeeld van clubliefde, fijne humor, kameraadschap en nostalgie.
De glamrock-liefhebber was er eentje uit de categorie onversneden aanhanger. Werd als jongetje verliefd op de stadionsfeer. In het seizoen dat De Graafschap ongeslagen kampioen werd (1990/91) miste hij geen uitwedstrijd. Die tijd werd door hem innig gekoesterd en gecultiveerd. Maar óók in de slechte periode, als er geen polonaise kon worden gelopen, bleef hij. Nooit briesend van blinde woede, maar trots lijdend en vol zelfspot. Zo werd hij een voorbeeld voor de jeugd. Op de salontafel van zijn appartement stond een Lego-maquette van De Vijverberg. En overal waar hij kwam, hief hij als eerste de oeroude tribunekreet ‘Si-mon Kis-te-maker’ aan. Dan volgde de rest.
Sinds die avond in 2015 hadden we regelmatig contact. Als erkend groundhopper toerde hij het liefst langs obscure stadionnetjes in Oost-Europa, met verzakte staanplaatsen van beton waar het onkruid woekerde. Regelmatig stuurde hij een foto. We bouwden een nogal cryptische app-conversatie op die voor buitenstaanders onbegrijpelijk zou zijn. Dat ging van de gekste woordspelingen en door Seggel ontdekte tikfouten in de VI tot het wel en wee van De Graafschap – de belijdenis van het zogenoemde Kistendom waarvan hij een van de stichters was. Hij speelde graag met taal. In de aanloop naar het duel om de Kist Cup en het diner in de businessruimte waarvoor Kistemakers dochter ons had uitgenodigd, schreef hij gevat: ‘We moeten eerst met mes en vork eten alvorens Telstar met boter en suiker af te serveren.’
De rouwadvertentie werd klokslag 19.54 uur online gezet, als verwijzing naar het oprichtingsjaar van De Graafschap. In de roes van rouw die zijn dood heeft veroorzaakt, scrol ik door onze gesprekken en stuit ik op een sprookjesachtige decemberfoto van het stadion, half verscholen achter een mistdeken. ‘De Vijverberg in nevelen gehuld’, waren zijn begeleidende en treffende woorden, vanwege de sportieve onzekerheid op dat moment.
Zo ziet het paradijs er dus uit, appte ik terug.
‘Ik zwerf er nu rond en later als ik ga hemelen ook’, zei hij. ‘Hunting down opponents.’
Met de kennis van nu treft dat typische Seggel-zinnetje me hard. Maar als we met z’n allen toch ergens troost in moeten vinden, vind ik het een enigszins geruststellende gedachte. Net als zijn grote idool Kistemaker is deze zachtaardige woordkunstenaar nooit weg uit het web van de Spinnekop. Hij zal er altijd zijn, bij winst en verlies. Als het archetype van de echte supporter.
Yoeri van den Busken