Nieuws

De mythe is weer mens

De monoloog van Marco van Basten, opgetekend door Edwin Schoon, voerde vorige week meteen de bestsellerlijst aan. Dat was een mooi sluitstuk na een flinke publiciteitsgolf; goed voor het sportboek in het algemeen trouwens ook. 

Ik had iets meer dan een avond nodig om Basta te lezen. Van Basten vertelt onder meer over zijn innerlijke worstelingen, het slechte huwelijk van zijn ouders, de onwaarschijnlijke pijn die zijn verbrijzelde enkel veroorzaakte, zijn geploeter als trainer en zijn hang naar perfectionisme. Voor degenen die hem vooral kenden als egocentrische en vaak wat nukkige wereldspits zal die openheid als een verrassing komen. Maar het hoort heel erg bij de Van Basten van de laatste jaren – een transformatie die na zijn vijftigste steeds meer gestalte kreeg.

Yoeri van den Busken

Ter ere van zijn levensverhaal werd de voormalige topvoetballer getrakteerd op een bijzonder eerbetoon in de Stadsschouwburg. Het ging van Bach en Vivaldi naar Baas B en Thomas Acda. Er waren voordrachten van erkende schrijvers en hilarische anekdotes van Frank Rijkaard, Ruud Gullit en drie jeugdvrienden.

Maar er was nog iets opvallends aan de Van Basten-week. Altijd waren het anderen geweest die bepaalden wat hij wel of niet moest doen. Welke club of baan wel of niet bij hem paste. Want hij moest voldoen aan de mythe. San Marco hoorde niet in de klei van Heerenveen en al helemaal niet op de bank bij AZ als assistent van John van den Brom. En waarom in godsnaam werd hij nog bij Oranje de rechterhand van Danny Blind terwijl hij ooit zelf bondscoach was geweest?

Nooit stonden de criticasters stil bij wat Van Basten zélf graag wilde. Die wilde namelijk gewoon onderzoeken wat hij leuk vond na zijn te vroeg afgebroken loopbaan en of hij het dan ook kon. Of de perfectionist in hem dan niet zou blijven dwarsliggen. Of hij zijn faalangst onder bedwang kon houden.

De antwoorden op zijn vragen vond hij. En hij trok zijn conclusie: ongeschikt voor het trainersvak.

Ook zou je het naïef kunnen noemen dat hij vervolgens dacht de wereld en wetten van de FIFA te kunnen veranderen. Maar hij streefde als chef spelregels simpelweg naar zuiverheid in het voetbal, niet naar het pluche van onduidelijke erebaantjes. 

Zo verpletterend eerlijk en zelfkritisch kom je ze niet vaak tegen in de voetballerij. Bij menigeen wordt dat als krachtig gezien, maar bij Van Basten gek genoeg niet. Daarom heb ik me de laatste jaren vaak afgezet tegen de heersende opinie. Dat kwam omdat ik hem van dichtbij meemaakte als bevlogen columnist van Voetbal International, totdat de FIFA hem muilkorfde.

Ik zag hoe hij zich thuis aan de rand van het Vondelpark gedroeg en cappuccino’s maakte, hoe enthousiast hij meewerkte aan een prachtige Italië-special. Vol liefde sprak hij over zijn tweede vaderland en over de vakanties in zijn jeugd aan het Gardameer. Gasthoofdredacteur wilde hij niet genoemd worden, dat klonk veel te pretentieus. Sowieso heeft hij nooit iets van die heilige status begrepen. ‘Ik wilde altijd de beste zijn in het stadion’, zei hij daarover, ‘maar dan wel weer als timmerman naar huis kunnen.’

Die Marco van Basten vind ik juist ontwapenend. Hij schroomt niet zijn kwetsbaarheid te tonen. Live op tv pinkte hij laatst een paar tranen weg toen het ging over zijn vrouw Liesbeth en de scheve schaats die hij heeft gereden. Zoals hij ook op geheel eigen wijze – kritisch, komisch en soms knullig – een aanwinst is voor de analistentafel van FOX Sports.

Het boek heeft duidelijk therapeutisch gewerkt voor hem. Maar het deed ook iets met de buitenwacht. In het theater zag ik een man die volkomen ontspannen was, alsof hij voorgoed van een last verlost is. En voor het eerst leek de rest van de wereld dat prima te vinden.

De mythe is eindelijk mens geworden.

 

YOERI VAN DEN BUSKEN