SCHOT VOOR DE BOEG

Hoe nu verder?

Net als ruim zeventig andere Nederlandse verslaggevers en fotografen, om van de vele tv-mannen en vrouwen maar te zwijgen, stond ik al maanden in de starthouding voor de Olympische Zomerspelen van Tokio, die van 2020.

Zaterdag 18 juli zou ik heenvliegen, enkele dagen later gevolgd door de andere vier van ons Volkskrant-team. Op dinsdag 11 augustus stond de gezamenlijke terugvlucht gepland. We zouden kapot zijn, maar heerlijk kapot, tevreden over weer zo’n hoogtepunt in het sportjournalistieke bestaan.

Je bent in dat half jaar voorafgaand aan de Spelen bezig met een resem aan voorverhalen, met series, met het opdoen van ideeën, bezig met de inhoud van snel te schrijven stukken binnen te trekken, met de inhoud van langzaam te schrijven stukken alvast op poten te zetten. Je bezoekt toernooien, je doet interviews, je legt mapjes aan, digitaal, je kijkt je suf naar documentaires.

Niets kan jou verrassen, behalve dan die onverwachte vroege uitschakeling van de favoriet dan wel het surpriseachtige goud van die absolute outsider. Je bent, net als de sporters, in een soort van langdurig trainingskamp (niet op hoogte hoor) om op de Spelen je allerbeste verhalen te schrijven. Voor fotografen en tv-mensen zal dat precies hetzelfde werken.

Dan komt de dag waarvan je wist dat die zou komen. Het Internationaal Olympisch Comité, de Japanse regering en de stad Tokio besluiten dat in deze ver strekkende coronacrisis de Spelen echt geen doorgang kunnen vinden. Je hebt begrip, wie niet.

Het worden zelfs geen Herfstspelen, ook geen Lentespelen ‘21. Nee, een week later valt de beslissing dat de datums van 2020 in 2021 (met een dag verschil) worden gekopieerd. De Spelen zijn van 23 juli tot en met 8 augustus, in dat eigenlijk naolympische jaar.

Het is, als ik voor mezelf spreek, een behoorlijke dreun. Het doel dat je naderde is weg. Met een jaar weggeschoven. Te midden van allerlei andere uitgestelde dan wel afgelaste evenementen. De sportagenda van 2020, meestal gepubliceerd op de twee middenpagina’s van het katern van 2 januari, kan voor de helft met een dikke viltstift worden behandeld. Dikke streep erdoorheen, kriskras.

Die zekere leegte is een grote verandering van onze routine. In de sportjournalistiek word je geleefd (in de goede zin van het woord) door de agenda. Het is van A naar B, om enkele weken later al weer bij Z te belanden. Je spreekt mensen, vooral live. Je ziet wedstrijden, meestal in het echt. Je praat met collega’s, als het even kan face to face. Het is er even allemaal niet meer.

We zoeken naar vervangende verslaggeving, over hoe nu verder. Het papier wordt vooral aan corona besteed. In elk dwingend sportinterview gaat het er vooral over dat dit toch wel heel vreemd is en dat niemand nog zicht heeft wanneer dit over is. En dat we dan maar eens moeten zien of die sportwereld weer even snel opkrabbelt als zij geveld is geworden.

Allemaal waar. Ook dat sport nu zelfs niet meer de belangrijkste bijzaak (bron: K. Jansma) van de wereld is. Maar het zoeken naar een nieuwe weg in ongekende tijden zal de meesten in ons vak niet licht vallen. Ik voel met ze mee.

JOHN VOLKERS

Vicevoorzitter NSP