SCHOT VOOR DE BOEG

Heerlijk, zo’n koers in de luwte

Het is niet de belangrijkste wielerronde in de wereld. Zelfs als voorbereidingskoers op de Tour de France moet de Ronde van Zwitserland tegenwoordig deemoedig buigen voor de grote concurrent, het Critérium du Dauphiné. En toch kom ik er elk jaar in juni graag, ook al staan de Zwitsers niet bekend als het allervriendelijkste volk ter wereld en is alles er schreeuwend duur.

Mijn laatste bijdrage op deze plek is een pleidooi voor kleinschaligheid in de topsport, ver van de hectiek die zo kenmerkend is voor grote evenementen. Natuurlijk is er voor een sportjournalist altijd maar weer die bucketlist. De Olympische Spelen, de Tour de France, het WK voetbal, een WK atletiek en de Formule 1. Streepjes zetten. Erbij zijn.

Gio Lippens

Een ambitieus mens zou het slagen van de eigen loopbaan haast gaan afmeten aan zijn aanwezigheid bij die megalomane massaproducties. Juist daar waar niemand het een moer kan interesseren wie er op de perstribune plaatsneemt. En wie er in de mixed zone vragen stelt. Voor jou tien anderen. Bomvolle perszalen, pittige werkomstandigheden, langdurig reizen tussen de huisvesting en de plek waar moet worden gescoord. Slecht en onregelmatig eten vaak. Maar ik ken niemand die zijn plekje vrijwillig afstaat aan een ander. Zou ik zelf ook nooit doen, ik draaf komende maand alweer voor de eenentwintigste maal op bij het grootste rondreizende circus op twee wielen, bij de Tour.

Maar op dit moment geniet ik van de kneuterigheid in Zwitserland. Waar ik elk jaar weer probeer een kamer te krijgen in de hotels van de ploegen, omdat je dan bij het ontbijt of na het avondeten eens rustig kunt babbelen met een wielrenner of een ploegleider die je in alle drukte van een grote ronde of een klassieker nauwelijks te spreken krijgt. En als dat niet lukt, dan is er altijd wel een kleine herberg in de buurt te vinden, op wandelafstand. En heel soms is er slechts plek in een B&B op flink wat kilometers rijden, maar dan zit je ook in een idyllisch gehucht aan de rand van een alpenweide, waar je ’s morgens wordt gewekt door het gerinkel van koebellen aan de andere kant van het slaapkamerraam.

Stress is er nauwelijks. Als een renner eens geen zin heeft in de gebruikelijke plichtplegingen na afloop van een etappe, dan is er altijd wel een overijverige medewerker van de koers die er hoogstpersoonlijk voor zorgt dat de betreffende coureur komt opdraven. Het overkwam Tom Dumoulin enkele jaren geleden, in het jaar waarin hij in Zwitserland voor het eerst liet zien dat hij kon uitgroeien tot een topper als ronderenner. Hij werd op de finish afgetroefd door onder meer Peter Sagan, dacht dat hij op basis van de bonificatieseconden de gele trui kwijt was, en speerde door naar de bus die op enkele kilometers van de streep geparkeerd stond. Het handjevol Nederlandse journalisten leek geklopt.

Het bleek een vergissing, hij had nog precies één seconde over in het klassement. Dus fietste er een mannetje van de organisatie op een mountainbike naar de bus om Dumoulin op vriendelijke wijze duidelijk te maken dat hij toch echt een paar vragen moest beantwoorden en dat hij en passant ook nog even een nieuwe gele trui moest aantrekken. Afgelopen zondagavond zag ik trouwens etappewinnaar Luis Leon Sanchez op de fiets behendig de lokale gymzaal inrijden die diende als perszaal, met een glimlach van oor tot oor, geflankeerd door één mannetje die de boel moest regelen. Dat zie ik in de complete gekte van de Tour de France niet snel gebeuren.

Verder is alles eenvoudig voor elkaar te krijgen in zo’n relatief kleine koers van een week. Dat is ook een verademing in een wereld waarin alles vasthangt aan contracten, aan rechten, aan verboden. Toen Pieter Weening enkele jaren geleden tot ieders verrassing een bergetappe won in Zwitserland, was er slechts één telefoontje nodig om ervoor te zorgen dat ik hem als niet-rechtenhouder voor de NOS-microfoon kreeg. De Zwitserse tv zorgde voor een camera en de organisatie zag door de vingers dat het gesprek in de wachtruimte voor de dopingcontrole werd opgenomen. Normaal verboden terrein voor journalisten, maar dit keer niet.

Het klinkt misschien wat klef, maar ik kan oprecht genieten van zo’n sfeer. Aankomen in een boerendorp, met de perszaal in een schuur of een verenigingsgebouwtje. Met vriendelijke mensen die het nog leuk vinden om vertegenwoordigers van de media te ontvangen met lokale gerechten die gratis worden geserveerd. Vorig jaar werd ik zelfs aangesproken door een man die verantwoordelijk was voor de organisatie van één van de etappes van dit jaar. Of ik nog tips had? Wat de behoeften waren van de meereizende journalisten? Serieus, of er bier of wijn klaargezet moest worden in de perszaal?

Ik heb maar wijselijk geantwoord dat ik al tevreden ben met een goed werkende wifi en fatsoenlijk zicht op de tv-schermen. Maar het zou me niet verbazen wanneer er morgen of overmorgen aan de finish een vorstelijk buffet voor ons klaar staat. Met al die verleidingen waaraan een verstandig journalist tijdens het werk maar beter niet kan toegeven. Heerlijk, zo’n koers in de luwte.

 

Gio Lippens,

Voorzitter NSP