SCHOT VOOR DE BOEG

De drie persmusketiers en d’Artagnan

Het heeft iets weg van een lichting Oranjespelers die na een reeks succesjaren afscheid neemt. Of van schaatsers die na een zegetocht langs de internationale ijsbanen nog een paar jaar marathons rijden en het daarna verder voor gezien houden.

Gerard den Elt

Ook de sportjournalistiek kent haar coryfeeën en olympische specialisten. Jarenlang kon ik de heren NOC*NSF-watchers – nee, er waren helaas geen vrouwen bij – uittekenen bij mijn spaarzame bezoeken aan Papendal.

Drie stonden er altijd bij elkaar: Hans Klippus (eerst NRC, later AD), Henk Stouwdam (eerst GPD, later NRC) en John Volkers (Volkskrant). Waar de een was, was ook de ander. Een journalistieke Siamese drieling, onderling verbonden in hun nimmer aflatende zucht om bestuurlijke, financiële en organisatorische perikelen bij de sportkoepel en de aangesloten bonden op de voet te volgen.

En afgescheiden van die drie persmusketiers ook collega Bert Schaap, die namens De Telegraaf duidelijk afstand nam en graag op eigen kompas zijn nieuws verzamelde en gespreksgenoten zocht. De drie musketiers moesten het zelf maar uitzoeken, d’Artagnan hield zijn eigen netwerk in stand.

Het viertal hield de voorbije jaren in de gaten wat er met de sportbudgetten gebeurde, hoe het geld verdeeld en uitgegeven werd, hoe voorzitters, bestuurders en IOC-leden functioneerden.

En juist daar wringt de schoen. Langzamerhand slaan vergrijzing en andere omstandigheden toe. En de opvolging is in mijn ogen niet, of althans nog niet, goed geregeld.  Een van hun specialismen – het (waar nodig hinderlijk) volgen van sportbestuurders – is een beetje in onbruik geraakt.

Het bijwonen van bestuursvergaderingen, de aanwezigheid op recepties, het in stand houden van een olympisch netwerk, het zijn tijdrovende bezigheden die lang niet altijd kopij opleveren. En het lijkt ook steeds meer de vraag te zijn of de lezer en/of het grote publiek nog wel zit te wachten op bespiegelingen en achtergrondinformatie over het sportbestuur in Nederland.

Natuurlijk, dat kan uiteraard allemaal ad hoc gebeuren, maar de journalistiek heeft een taak om de bestuurders voortdurend te volgen bij het scheppen van voorwaarden voor sportsucces. Daar zijn die bestuurders – als het goed is – zelf ook blij mee.

Want niets is zo erg als ergens deelgenoot van zijn zonder daarvoor de erkenning te ontvangen. De media laken graag, maar prijzen ook.

In dat opzicht verdienen Klippus, Schaap, Volkers en Stouwdam waardige opvolgers die onze sportbestuurders ernstig blijven nemen. Dat mag solitair of desnoods in groepsverband. Als de roedel waakhonden van de Nederlandse sport zijn neus maar blijft gebruiken en af en toe zijn tanden ergens inzet.

GERARD DEN ELT

Algemeen secretaris NSP