SCHOT VOOR DE BOEG

Nieuwe standaard

Met enige vertraging teruggekeerd uit Zuid-Korea denk ik met genoegen terug aan de olympische organisatiekracht van de Koreanen. Het zal in Nederland niet echt doorgedrongen zijn, want als zaken vlot verlopen dan hoor je er gemiddeld niets over, maar het werk als journalist bij de Olympische Winterspelen van Pyeongchang werd ten zeerste vergemakkelijkt door de uitgebreide service en accuratesse van de Koreanen.

Nu ik eraan terugdenk, komt het spontaan weer boven: elke bus vertrok op tijd. De klok in de bus, met wifi om rustig door te werken, sprong op 11.05 (de afgesproken en gepubliceerde vertrektijd van Lijn 26 naar Alpensia) en dan vertrok de bus ook daadwerkelijk. Niet om 11.03 of 11.11. Nee 11.05.

Het lijkt een kleine verdienste, maar wie zich het bus-schema van Rio 2016 nog herinnert, vindt dat een enorme vooruitgang. Daar was het hopen, bidden en raden wanneer de bus de straat van de wijk Copacabana, de Avenida Nossa Senhora, zou binnenrijden. Soms wel, soms niet. Om horendol van te worden in je planning. Dan toch maar weer een taxi, of rennen naar de metro.

In Gangneung, Pyeongchang, Yongpyong, Jeongseon en Bokwang was dat allemaal niet zo. Het gaf rust in het werk.

Rust was er ook door de enorme hoeveelheid menskracht die werd ingezet. Nergens stond iemand alleen. Altijd was een bushalte bezet door drie mensen. Bij het ontbijt stonden ergens tussen de 100 en 200 koks klaar. Officieel mocht je na tienen de eetzaal niet meer in. Maar met vele late opstaanders (het werd ’s nachts vaak drie uur voordat het bed werd gevonden) deed de organisatie een oogje dicht. Er was een expressline na tienen. Wie wilde gaan zitten in de met een lint afgezette zaal, kreeg geen verbod. Er was lenigheid in de aanpak. Hoe welkom is zoiets!

De perszalen waren groot. Vorig jaar kwam de toenmalige NSP-directeur Marina Witte naar de WK afstanden in de Gangneung Oval om eens te inspecteren of die Koreanen er wel iets van snapten. Ze liet nog wat met tafels en stoelen schuiven en schreef een uitgebreid rapport (met mijn inbreng) over hoe het zou moeten tijdens de Spelen.

De perszaal van 2017 was echter de perszaal van 2018 niet. Dat was de Mixed Zone geworden. Als VMC (Venue Media Center) was een grote tent naast het stadion neergezet. De perstribune was groot, ruim en van grote bureaus voorzien. Niemand stuurde ons na afloop daar weg. We konden blijven werken, tot het licht uitging, ergens rond tweeën in de nacht. De persconferentiezaal van de Oval was zeer groot. De langgerekte Mixed Zone gaf alle ruimte. We konden zelfs gangetjes en plekjes vinden om even apart met een coach te praten. Die mochten, gek genoeg, niet door de serpentine van de sporters lopen. Oplossingen waren snel voor handen.

Sabine, een Koreaanse die een zeer bescheiden profiel voerde, was het opperhoofd van de schaatspersdienst als opvolger van Cornelia Schmid, de Zwitserse die in 2014 in Sotsji de leiding had. Alles verliep soepel. Klachten waren er nauwelijks. Nou misschien dan een paar over de kwaliteit van het gratis internet. Een gang naar het MPC in Alpensia deed dat oplossen. Een kabeltoegang, kosten 180 euro, gaf stabiliteit.

Zo gingen we in razend tempo naar het eind van mijn veertiende Spelen, die van Pyeongchang en werd, net als tien jaar eerder in Peking, bewezen dat Aziatische organisaties de zaken technisch en organisatorisch beter voor elkaar hebben dan westerse.

Pyeongchang en Gangneung, ze hebben een nieuwe standaard neergezet. Dat zal Tokio in 2020 trachten te verbeteren. En in 2022 is de kans aan Peking om het nog beter te doen. Daar mogen wij sportjournalisten ons op verheugen.

JOHN VOLKERS

Vicevoorzitter NSP