SCHOT VOOR DE BOEG

'Kom alsjeblieft naar de Lakers kijken'

Noem het toeval, voorzienigheid, wat dan ook. Maar op een roadtrip door het zuidwesten van de Verenigde Staten, uitgerekend in een voorstad van Los Angeles, schakel ik op een zondag in april op mijn hotelkamer de televisie in en daar staat hij achter een spreekgestoelte: Jerry West.

Jerry West is inmiddels bijna tachtig jaar oud. De oud-basketballer en CEO van de Lakers is in LA om een standbeeld te onthullen voor zijn oude teamgenoot Elgin Baylor, ook al zo'n monument in het basketbal. Baylor valt die eer gelukkig bij leven te beurt, iets anders dan dat gehannes met de Johan Cruijff ArenA.

Op de eerste rij zitten niet de minste sporthelden: Kareem Abdul-Jabbar, Michael Jordan, Shaquille O'Neal, Earvin 'Magic' Johnson, Kobe Bryant. Wereldsterren, verdere introductie overbodig. Zij zijn eregasten tijdens een bijzondere huldiging zoals alleen Amerikanen die goed lijken te kunnen organiseren. Het tekent de professionaliteit van Amerikaanse sportorganisaties. Ze weten hoe ze hun sport moeten verkopen. Sport, entertainment en een vleugje nostalgie gaan er hand in hand.

Jerry West voert het woord over de begindagen van de Lakers in Los Angeles, een team met een rare naam omdat er in de verre omtrek van LA geen meer of plas van enige omvang te vinden is. De naam is een erfenis van een verhuizing uit het waterrijke gebied rond de stad Minneapolis.

Voor de niet-basketbalkenners: West is de Cruijff van de NBA en de Los Angeles Lakers. En Baylor is in dezelfde voetbaltermen de Piet Keizer. Jerry West was als speler een shooting guard die de gave had om op de beslissende momenten de winnende punten te scoren. Vandaar zijn bijnaam: Mr. Clutch.

Baylor en West zijn de redenen dat ik als tiener viel voor dat basketbalteam van het purple & gold, het team dat in de jaren 60 seizoen na seizoen in de NBA Finals klop kreeg van de almachtige Bill Russell en zijn Boston Celtics. Het sportboek dat mijn vader daarover in de jaren 70 uit de VS voor mij meenam, heb ik kapot gelezen. Goh, wat was ik in mijn jeugd stikjaloers op teamgenoot Jantje Meijer, die zo'n prachtig Lakers-tenue cadeau had gekregen van zijn vader Gerard, de voormalige verzorger van Feyenoord.

En verrek: Bill Russell zit ook op de eerste rij te stralen bij het eerbetoon aan zijn oude rivaal.

West houdt een lange monoloog over de beginjaren van het basketbalteam in Los Angeles, het team dat hem in 1960 in de ‘draft’ als eerste koos. De Lakers waren noodgedwongen naar de Californische stad verhuisd omdat de eigenaar van de club zich meer op zijn transportbedrijf in Minneapolis wilde richten.

In het gortdroge LA, waar het zelden regent, moesten sportliefhebbers in het begin lachen om die rare naam: Lakers. ,,In die beginjaren reden Elgin en ik door de straten van Los Angeles achterop een pick-up om mensen met een megafoon op te roepen om 's avonds naar de wedstrijd van de Lakers te komen kijken", herinnert West zich. Hij kijkt Magic Johnson aan en zegt: ,,Dat zou ik jou nog niet hebben zien doen, Earvin!"

De aanwezigen lachen, in het besef dat West gelijk heeft. Het succes van de Amerikaanse profsporten is het gevolg van jarenlang zorgvuldig bouwen aan een gezond fundament. En het gevolg van het voortdurend bouwen van een goede, gezonde relatie met de media. 

Een dag later lees ik dankzij een Tweet van SPORTNEXT op dezelfde hotelkamer het relaas van NBA Commissioner Adam Silver. Hij vertelt onder meer dat de NBA doorgaat met het gratis verspreiden van highlights van basketbalwedstrijden via YouTube. Zijn stelling: het verspreiden van de hoogtepunten maakt het grote publiek hongerig om ook hele wedstrijden te zien, in een arena of anders via de NBA League Pass, wereldwijd verkrijgbaar. Het is nog maar eens gezegd: De deuren staan open voor de media in de NBA.

Het is daarom zo jammer dat ik tijdens de roadtrip door de VS noodgedwongen een paar keer moet schakelen met Marianne Verzijl en met gedupeerde (foto)collega's, die tijdens hun werk bij kampioenswedstrijden en huldigingen werden dwarsgezeten door kleingeestige beleidsbepalers, die hun plaatjes kennelijk nu ook al zelf willen vermarkten, getuige de opmars van de clubfotografen met bijzondere permissie.

De sportwereld glorieert juist dankzij het publiek en de massamedia.  Maar sommige clubs en voorlichters verlangen kennelijk terug naar de tijd van halfvolle stadions. Misschien moeten ze zich nog eens verdiepen in de geschiedenis van de Lakers en de wijze lessen van mensen als David Stern en Adam Silver. Ik wil ze daarbij graag helpen.

 

GERARD DEN ELT