SCHOT VOOR DE BOEG

De gehate en geliefde mixed zone

Waar lezers of tv-kijkers sportwedstrijden doorgaans nabeschouwen door het over de sport zelf te hebben, daar worden sportwedstrijden door sportjournalisten onderling vaak nabesproken aan de hand van één onderwerp: de mixed zone.

Daan Smink

Welke spelers kwamen er naar de mixed zone? Had je een fatsoenlijke plek in de mixed zone? Had sporter X goeie quotes in de mixed zone? Liep speler Y alle journalisten weer straal voorbij in de mixed zone? Stond journalist Z weer mee te luisteren in de mixed zone?

Het is niet gek dat dit onderwerp ons altijd zo bezighoudt. De mixed zone is tenslotte de plek waar we na sportwedstrijden de eerste reacties van sporters opvangen die van grote waarde (kunnen) zijn voor onze verslaggeving.

Ik ken desondanks collega’s die hun zegeningen tellen voor een medium te werken dat de verslaggeving zo weinig mogelijk ophangt aan quotes van sporters. Hoeven ze maar zelden die gehate mixed zone in. Maar de meeste sportjournalisten moeten wel.  Ze halen er veel waardevolle informatie vandaan.

Waarom er over de mixed zone toch zoveel geklaagd wordt is best te begrijpen. Vaak weggestopt in de krochten van een stadion word je in een meestal veel te kleine ruimte tussen de zwetende collega’s geacht een gesprekje te voeren met sporters die op alles zitten te wachten behalve een gesprekje met een journalist. Ze hebben gewonnen en willen dat vieren met hun ploeggenoten en fans. Of ze hebben verloren en willen dat alleen of met hun familie verwerken – in elk geval niet met jou.

Kom op zo’n moment maar eens aanzetten met de opmerking dat dit bij hun vak hoort en dat jij vragen stelt namens hun publiek. Nee, er is geen plek waar de verhoudingen tussen sporters en journalisten zo pijnlijk duidelijk worden als in de mixed zone. Je kunt soms gerust 1,5 uur staan wachten en dan nog niet meer krijgen dan een paar holle citaten waar je niets mee kunt. Of je krijgt zelfs helemaal niets, omdat de betreffende sporter al lekker in de auto naar huis blijkt te zitten. En clubs en sportorganisaties die sporters corrigeren vanwege het mijden van de mixed zone zijn uitzonderingen.

Toch hoop ik dat de mixed zone het eeuwige leven heeft. Want tegelijkertijd is ‘ie ook zo lekker rauw. Vers van het veld zijn emoties nauwelijks te verbergen en zegt wat je ziet vaak nog meer dan wat er gezegd wordt. Ik herinner me Sifan Hassan die tijdens de WK atletiek van 2017 aan mijn collega vroeg of ze alsjeblieft weg mocht, terwijl het interview amper begonnen was. Ze kon haar teleurstelling over de mislukte 1500 meter niet onder woorden brengen. Het leverde bijzondere beelden op, niet in de laatste plaats doordat het in de hectiek vanuit de hand gefilmd werd. Maar de pijn van Hassan kon niet beter weergeven worden. (https://www.nu.nl/149624/video/onthutste-sifan-hassan-vraagt-tijdens-interview-of-ze-weg-mag.html)

Of neem de mixed zones van het Nederlands elftal tijdens het WK 2014 in Brazilië, waarvan ik zelf heb mogen ervaren wat een feest dat was. Uiteraard vooral door de verrassend goede prestaties van Oranje. Collega’s grapten na wéér een zege tegen elkaar dat ze de praatgrage Dirk Kuijt en Robin van Persie letterlijk weg moesten sturen omdat ze nu wel genoeg quotes hadden en er een deadline gehaald moest worden. Het was niet eens overdreven.

De laatste jaren zijn het niet alleen meer de sportjournalisten bij wie het woord mixed zone in de nabesprekingen veel over de lippen rolt. Voor clubs en sportbonden geldt dit evenzeer, en misschien wel meer dan ooit.

Want het aantal media dat zich met camera in de mixed zone meldt, neemt almaar toe. Het wordt te veel, hoor je de perscheffen steeds vaker verzuchten. Organisaties zoeken naar werkbare oplossingen die nog wel eens botsen met de belangen van de sportjournalistiek.

Waar dit eindigt is moeilijk te zeggen, maar bij de NSP staat dit onderwerp in elk geval scherp op de radar. Opdat we op z’n minst met clubs en bonden in gesprek blijven. Want de mixed zone mag zeker geen verleden tijd worden.

 

DAAN SMINK

Bestuurslid NSP