Nieuws

’Wielrennen is echt aanraakbaar’

‘Wielrennen is echt een aanraakbare sport’, concludeert Jeroen Bijma na zijn eerste wielerwedstrijd als journalist. Voor De Gelderlander doet hij doorgaans verslag van het wel en wee bij voetbalclub NEC. Bij de wedstrijd Veenendaal – Veenendaal ontdekt Jeroen Bijma hoe anders het gaat bij een wielerkoers. .

Door Jeroen Bijma

 

Jeroen Bijma

Tijdens ons redactie-overleg krijg ik de vraag of ik naar de mannenwedstrijd Veenendaal - Veenendaal kan. Op de UCI-kalender een koers in de marge, maar voor ons als regionale krant een groot evenement. Mijn collega Robert Westerink maakt een voorverhaal en doet op vrijdag verslag van de vrouwenwedstrijd. En ik dus op zaterdag van de mannenwedstrijd.

Aangezien ik nooit eerder naar een wielerwedstrijd ben gegaan als journalist, vraag ik Robert, die al jaren het wielrennen volgt voor de krant, hoe het in zijn werk gaat. Bij wie moet ik me accrediteren? Waar moet ik me melden op de dag zelf? Is het makkelijk om renners te interviewen? Robert appt: 'Je kunt bij het wielrennen overal bij.'

Dat ben ik niet gewend om te horen. Voor de krant volg ik bijna fulltime NEC. En in de voetballerij gaat het er wel even wat anders aan toe. Je mag als journalist lang niet overal komen in het stadion. De trainingen zijn regelmatig besloten. De topclubs Ajax, PSV en Feyenoord houden na de wedstrijd enkel een persconferentie met de trainer en een speler.

Rond het middaguur kom ik aan in Veenendaal. Op de site van Veenendaal-Veenendaal staat dat de persruimte in het gemeentehuis is. Daar loop ik als eerste naar toe. Er is meer dan voldoende ruimte vrijgemaakt voor de pers. Niet dat er heel veel media zijn. De Telegraaf, Wielerflits, RTV Utrecht, de crew van Sporza en Eurosport, en een groep fotografen.

Het peloton tijdens Veenendaal-Veenendaal,( Foto: Cor Vos Pro/ Dave Rietbergen)

Op een paar honderd meter afstand van het gemeentehuis is de finish. Daar houdt de enthousiaste omroeper de toeschouwers die alvast een goed plekje opzoeken, op de hoogte van de ontwikkelingen in de koers. De meeste mensen genieten eerst nog van een drankje op het naastgelegen horecaplein.

En ook daar valt de koers goed te volgen. Midden op het plein staat een groot scherm. De renners komen een stuk of vijf keer voorbij fietsen. Een fraai gezicht. Op de hoek staat vaste gast Joop Zoetemelk, de eerste winnaar van Veenendaal-Veenendaal, te keuvelen met zijn wielermaten.

Iets na 17.00 uur is de finish. Een massasprint, zoals zo vaak in Veenendaal-Veenendaal. Dylan Groenewegen maakt zijn favorietenrol waar en wint voor de vierde keer de koers. Een record. Voor de fotografen en de verslaggevers is vlak na de streep met tape een vak ingericht, waardoor er prima zicht is op de renners.

Groenewegen wordt nadat hij de felicitaties van zijn collega's in ontvangst heeft genomen, meegenomen door iemand van de organisatie. Wij als pers en heel wat toeschouwers lopen achter hen aan. Ze stoppen bij de eerste de beste partytent. Groenewegen geeft een flashinterview aan Sporza en de jeugd is vooral gefixeerd op zijn fiets.

Als Groenewegen de Belgische tv te woord heeft gestaan en op het podium is gehuldigd, keert hij terug naar de partytent voor de overige media. Hij neemt uitgebreid de tijd en toont zich emotioneel vanwege zijn opa, die vorig jaar overleed en er bij was toen Groenewegen in 2015 in Veenendaal zijn eerste profzege boekte.

Achter de partytent staan de auto's van de ploegen opgesteld. Pers en toeschouwers kunnen overal bij. Een interview met wie dan ook of een selfie of handtekening - vooral YouTube-sensatie Bas Tietema is populair - is geen enkel probleem. Het klopt. Wielrennen is echt een aanraakbare sport.