Nieuws

Johan Derksen en andere ‘ouwe koeien’

Collega Theo Dersjant, jarenlang juryvoorzitter van de SPORTNEXT Sportjournalistiek Talent van het Jaar, heeft bij zijn pensionering met het boekje ‘Ouwe koeien’ afscheid genomen als docent van de Fontys Hogeschool Journalistiek in Tilburg.

Theo Dersjant

Hij wilde geen afscheidsreceptie, maar besloot een reeks interviews en beschouwende artikelen van zijn hand over ‘het vak’ te bundelen en in een oplage van 300 (!) te verspreiden onder collega’s, relaties en vrienden.

In de bundel worden tal van kwesties en ontwikkelingen in de journalistiek tegen het licht gehouden, artikelen overigens in hun oorspronkelijke versie en dus stammend en passend in die tijd. Het aardige is dat tal van onderwerpen nog steeds actueel zijn en als geheel een leerstuk vormen voor zowel jonge als oudere journalisten.

Eén van de hoofdstukken gaat over de sportjournalistiek en behelst een interview met Johan Derksen uit 1996. Interessant om te lezen hoe de voormalige hoofdredacteur van Voetbal International destijds tegen de sportjournalistiek aankeek. Zie hieronder de integrale tekst. 

Cover van het boek Ouwe Koeien

De auteur laat weten dat belangstellenden het boek (228 bladzijden) kunnen bemachtigen door 17,50 euro over te maken op rekeningnummer NL81 ASNB 0707 2415 45 t.n.v. M.W. Dersjant, onder vermelding van  ‘Ouwe koeien’. Vergeet niet het postadres te vermelden, aldus Dersjant. ,,Ik stuur het dan gezwind op (al vertrek ik dinsdag voor een fietsvakantie van een maand door Noord-Duitsland en Zuid-Zweden).”

Johan Derksen in 1996 in De Journalist:

 

‘Onafhankelijke sportjournalistiek bestaat niet’

Je kunt veel van hem zeggen of vinden, maar wat Johan Derksen beroepsmatig aanraakte, veranderde doorgaans in goud. In 1996 was hij adjunct-hoofdredacteur (onder hoofdredacteur Cees van Cuilenborg) van Voetbal International. Hij zwaaide er in feite de scepter (later werd hij hoofdredacteur en weer later creatief directeur). Onder leiding van Derksen haalde het weekblad in 1995 een nooit meer geëvenaarde oplage van boven de 200.000 exemplaren. De Journalist vond het – ruim een kwart eeuw geleden dus - tijd voor een gesprek over de ‘methode Derksen’.

Onafhankelijkheid in de sportjournalistiek vindt hij een illusie. Vroeger was dat wel anders. Maar de zakelijkheid en concurrentie hebben hun intrede gedaan. “De relaties worden belangrijker. Steeds vaker klampen sportjournalisten zich aan belangrijke mensen vast.” Johan Derksen, adjunct-hoofdredacteur van Voetbal International en Sport International, over de precaire relatie met de topclubs, de toegenomen concurrentie en zijn vermeende perschef-schap van Cruijff. “Als zo’n VNU, dat een reputatie heeft op het gebied van de roddelbladen, met een roddel-sportblad zou komen, zou dat een groot succes worden. Maar zo'n blad moet je willen maken.”

Totdat Johan Derksen zo'n twintig jaar geleden in dienst trad bij het voetbalblad had hij nooit op een sportredactie gewerkt. Begonnen met stukjes schrijven – ‘een dubbeltje per regel’ - over wat hij zelf ‘rock and roll in de sixties’ noemt, kwam hij als verslaggever eerst in dienst bij een huis-aan-huisblad en vervolgens bij de Winschoter Courant. “In die cultuur van die alternatieve, linkse krant paste ik toen heel goed. Veel jongens die daar rondliepen, zie ik nu nog in de journalistiek terug. Johan Woldendorp, later chef-sport van Trouw, zat er. Poul Annema, chef-sport van Het Parool, werkte er. Gijs Wanders, Willem Bemboom, Evert ten Napel.”

Later stapte Derksen over naar Het Nieuwsblad van het Noorden, waar hij journalistiek combineerde met profvoetbal (Go Ahead, Cambuur, Veendam, Haarlem, SV Meppen en MVV). Een sollicitatie bij het Noordhollands Dagblad naar de functie van chef-sport, dreigde te slagen: Derksen was al aangenomen toen Voetbal International (VI) van zijn komende overstap hoorde. “VI zei: als je toch de sport in gaat, kun je wel bij ons komen ook.” Derksen besliste in het voordeel van het weekblad en ging er niet meer weg. Hoewel het er in de afgelopen twintig jaar tweemaal om spande. Eén keer, een jaar of zeven geleden, besloot hij op het allerlaatste moment niet naar Nieuwe Revu over te stappen. “Ik heb heel lang getwijfeld. Bij Nieuwe Revu mocht ik ook weer wat over rock and roll schrijven. En dat is toch een beetje mijn liefde. Op het allerlaatste moment heb ik besloten het niet te doen.”

Een jaar of drie geleden was hij serieus in de race voor het hoofdredacteurschap van de Drentse Courant. “Met de directeur kon ik bijzonder goed door één deur. Ik ben echter geweldig geschrokken, want ik kreeg ook te maken met een commissie uit de redactie die gaat kijken of jij geschikt bent. Ik trof daar een verzameling domoren… niet te geloven. Ik dacht: als dit het beeld van de totale redactie is, dan staat me nog wat te wachten. Die mensen sloegen louter onzin uit. Zoals zoveel journalisten overigens onzin uitslaan. Dus daar had ik al niet zoveel vertrouwen in. Als slot zat er aan die procedure een gesprek met een psycholoog vast. Na twee minuten had ik al ruzie met die man.”

Derksen kijkt met weemoed terug op wat hij zijn mooiste tijd als journalist noemt. “In die begintijd was het feest. Er werden keiharde stukken geschreven. De voetballerij schudde dan eens een keer met het hoofd en ging over tot de orde van de dag. We reisden met een heel gezellig clubje, journalisten van sjieke kranten en van ordinaire kranten, de hele wereld rond. En we hadden een lol… Ik reis nu zelf niet meer mee, maar van wat ik hoor is die gezelligheid, die romantiek, verdwenen. Het is echt concurrentie nu. Wanneer je iets kritisch schrijft over een club of over de KNVB of over een speler, dan heb je de volgende dag al een advocaat op je dak. Je bent dus wel verplicht om veel genuanceerder te zijn.”

“Kijk, journalistieke onafhankelijkheid is een mooie kreet, maar ga hier maar eens zitten. Ik kan het me niet permitteren dat Ajax, Feyenoord, PSV, niet on speaking terms zijn met Voetbal International. Als je uit lezersonderzoek weet dat 78 procent van onze lezers interviews met Ajax-spelers wil lezen, met de trainers, nieuwtjes van het Ajax-bestuur. Als ik niet praat met Ajax, is 78 procent van mijn lezers ontevreden. Hoe onafhankelijk ben je dan nog als journalist? Als Van Gaal weer eens door het lint gaat, ben ik de eerste die hem in mijn column een draai om zijn oren geeft. Maar op een gegeven moment moet het afgelopen zijn. Kijk, en daar had ik twintig jaar geleden absoluut geen rekening mee gehouden. Dan had ik hem links en rechts om zijn oren geslagen. En wou hij dan niet meer met ons praten? Nou, dan praatte ‘ie toch niet meer met ons? Maar ons publiek koopt ons om geïnformeerd te worden over de totale voetballerij, met name over de top. Dus ik kan niet meer als een olifant door de Ajax-porseleinkast rennen. Als de feiten daar zijn, zullen we alles wel publiceren. Maar juist bij clubs als Ajax, Feyenoord of PSV gaan we zeer genuanceerd om met de feiten voordat we publiceren. Ik wil mijn lezers garanderen dat zij hun portie Ajax of Feyenoord krijgen. En dat niet een macho-journalist die wil scoren in zijn stamcafé, het voor al die lezers verpest.”

“Als je mij vreselijk boos wilt krijgen, moet je zeggen dat wij de Privé van de voetballerij zijn. Want als we hier één ding bewaken, is het dat wel. Absoluut geen privézaken van mensen in onze krant! Ik vind het belachelijk dat de hoofdredactie van de Volkskrant heeft toegestaan dat uitgerekend een kwaliteitskrant in Nederland - en daarmee hebben ze echt een erecode doorbroken - meldde dat de manager van PSV een verhouding had met zijn secretaresse. Uiteraard wisten wij dat ook. Maar dat wordt gepubliceerd, en dan denken jonge journalisten: hé, als de Volkskrant dat doet... Dat vind ik heel gevaarlijk. Als we alles wat we weten, zouden publiceren, dan zou ik heel andere omzetten draaien. Daarom vind ik het wel vreemd dat er klaarblijkelijk bij VNU nu gewerkt wordt aan een serieus voetbalblad. Dat is niet het echte gat in de markt. Als zo’n VNU, die ook een reputatie heeft op het gebied van roddelbladen, met een roddel-sportblad komt, wordt dat volgens mij een succes. Maar zo’n blad moet je wel willen maken.”

Derksen heeft in Nederland inmiddels de bijnaam ‘de perschef van Johan Cruijff’ gekregen. Journalisten, zo gaat de mare, zouden zich eerst bij de VI-journalist moeten melden alvorens toegang te krijgen - of niet - tot de meester in Barcelona. Derksen: “Dat klopt niet, maar als ze dat zeggen interesseert me dat geen reet. Kijk, Cruijff heeft vijftien jaar lang niet met VI gesproken, dus ook niet met mij. Maar op een gegeven moment kwamen we toch in gesprek en toen bleek het te klikken. Ik wil niet koketteren met het feit dat ik bevriend ben met een bekende Nederlander, maar ik ben echt bevriend geraakt met Cruijff. Vanaf dat moment interview ik hem ook niet meer, want dat vind ik klef. Omdat ik met hem bevriend ben, heb ik dus ook zijn geheime telefoonnummer. Af en toe hielp ik weleens een collega die een afspraak met Cruijff wilde maken, door hem te bellen. Dat deed ik bijvoorbeeld een keer voor Henk Spaan. Andere journalisten vragen dan weer aan Spaan: hoe kom jij bij Cruijff binnen? En Spaan zegt dan: dat regelt Derksen. Zo komt dat verhaal de wereld in. Maar het is absolute onzin. Iedereen mag van mij Cruijff interviewen.”

Derksen over de kwaliteit van de Nederlandse voetbaljournalistiek: “Heel matig. Dat weet ik, omdat we hier regelmatig mensen aan moeten trekken. Je kunt ze haast niet vinden. Ik prijs me gelukkig de twee beste voetbalverslaggevers van Nederland op de redactie te hebben: Frans van den Nieuwenhof en Ted van Leeuwen. Die steken echt met kop en schouders boven de rest uit. Dan zijn er nog een paar goede. In Roosendaal (Brabants Nieuwsblad, red.) zit Henry van der Steen, die is goed. Bij Trouw heb je Matty Verkamman. Henk Mees van Brabant Pers. Jan Mennega van Het Nieuwsblad van het Noorden is heel goed in zijn wedstrijdverslagen. Maar verder valt er een geweldig gat. En dat zijn allemaal veertigers. Ik heb nu drie jonge mensen op het oog die ik zou willen aantrekken. Meer heb ik er in heel Nederland niet kunnen vinden. Ik heb wel eens tegen Theo van Seggelen (voorzitter van de vakbond voor profvoetballers, VVCS, red.) gezegd: kijk jij nou eens in jouw bestand rond of er niet wat voetballers zijn die de journalistiek in willen. Maar er is geen belangstelling.”

“Voetbaljournalistiek in Nederland is heel erg in stukjes aan het vallen van partijen die weer bij partijen horen. Journalisten die voor Cruijff zijn en journalisten die tegen Cruijff zijn. Daardoor krijg je heel ongenuanceerde verhalen. Relaties worden zo belangrijk in de sportjournalistiek dat journalisten zich steeds meer vastklampen aan belangrijke mensen en soms als een soort pr-functionaris voor zo'n partij gaan functioneren.”

“Als je hier zit, ontdek je dat bladenmaker totaal iets anders is dan journalist zijn. Journalisten slaan altijd onzin uit. Wat ik hier niet voor onzin hoor gedurende een week, dat is met geen pen te beschrijven. Ze komen allemaal met waanzinnige voorstellen. Die voorstellen zijn zelden in het belang van het blad, die zijn altijd persoonlijk gericht. Journalisten die geilen op reisjes, want dat geeft status. Niet naar de EK in Engeland? Dan ben je een loser. Maar ik zit hier nu om dingen te doen die goed voor het blad zijn. Ik zit de formule te bewaken en een blad te componeren. Ik vind het wel eens teleurstellend dat maar weinig journalisten kunnen redeneren vanuit het belang van het blad. Journalisten zijn eigenlijk geweldige egoïsten. Maar misschien ben ik vroeger zelf ook wel zo geweest.”