Nieuws

COLUMN MAARTEN KOLSLOOT

Elegante knipoog naar een donker verleden: het kan

Hoe bericht je over een sport die z’n diep besmette verleden maar niet kan afschudden? Ik vroeg het mij af bij de Tour de France. Wat een feest om naar te kijken was de ronde dit jaar. De ene demarrage was nog niet voorbij, of de andere kwam al. Van der Poel, Arensman: zij waren reden om de middagpauzes net wat te verlengen en de werktijden iets te verkorten. Ik heb ervan genoten.

Tegelijkertijd duikt het donkere verleden van de wielersport altijd weer op. Tijdens een van de etappes kon ik m’n ogen niet geloven. Was dat nu echt Richard Virenque die door het beeld schoot? Juist ja. En niet op een groezelig archiefbeeld, maar prominent vooraan in de koers. Luid toegejuicht. De grote leugenaar van het epo-tijdperk. De huilebalk die ontkende en toen opeens wel bekende. Hypocrieter kreeg je ze niet. 

Maarten Kolsloot

Op datzelfde moment was er gedoe over Johan Bruyneel, aanwezig in de Tour voor de Belgische televisie. Het zou schandalig zijn dat de Belgische ex-ploegbaas in Frankrijk was. Die constatering was raak: een levenslang geschorste sjoemelaar heeft in de sport helemaal niets meer te zoeken. Toch viel de verontwaardiging lastig vol te houden. Waarom de ene bedrieger insluiten en de ander uitsluiten? Hoewel er natuurlijk een verschil is tussen een levenslange schorsing (Bruyneel) en een schorsing met beperkte duur (Virenque). 

Het zette mij aan het denken. Hoe kan een sport überhaupt geloofwaardig blijven als in alle lagen dopingexperts vooraanstaan? Kijk voor de grap even in de verschillende commentaarhokjes, ploegleiderswagens of wielertalkshowtafels: de stiekeme dopingsnoepers van toen zijn nu weer overal. Natuurlijk kan dat, er zijn niet voor niets tweede kansen in het leven, toch leidt het tot journalistiek relevante vragen: want hoe creëer je kritisch vermogen bij nieuwe dopingproblemen (die in de sport altijd weer opduiken, helaas) als op allerlei cruciale plekken in de journalistiek of in de sport zelf voormalige dopinggebruikers zitten? Gaan al die ervaringsdeskundigen het publiek goed informeren en hun opvolgers kritisch bevragen als er nieuwe dopingproblemen opduiken? Een dilemma waar het grote publiek of de betrokken werkgevers zich kennelijk geen zorgen over maken: de wijwaterkwast ging over de zondaars en ze mogen over het algemeen weer aan het werk in de sport.

En hoe ga je daar als journalist mee om? Alleen over het verleden praten is onzinnig en oneerlijk tegenover de huidige generatie die - voorzover we nu weten - schoon acteert. Een mooi voorbeeld van hoe het kan, gaf Dennis Boxhoorn in de Volkskrant. In een stuk over Tadej Pogacar voerde de schrijver Mauro Gianetti op. De Italiaan werd geïntroduceerd als ‘een van zijn ploegmanagers, eind jaren negentig in opspraak geraakt vanwege dopingexperimenten op zichzelf’. Het was een elegante knipoog naar het verleden zonder dat het er allemaal erg dik op lag. De journalist die heden en verleden aan elkaar knoopt, zonder van een verzuurde helling te glijden: hij bestaat. Dat er nog vele opvolgers mogen komen. 

MAARTEN KOLSLOOT