Nieuws

In Memoriam: Joop Niezen had behalve een kritische ook een heel mooie pen

Door Matty Verkamman

Met Joop Niezen (1935-2025) heeft de sportjournalistiek een icoon verloren – daar is niets te veel mee gezegd. Joop stond op het kruispunt van een serieuzere opvatting van de journalistiek in de sport dan waar het gros van zijn voorgangers voor stond. De meesten schoven gezellig in de bestuurskamers aan, bij de mensen waar de macht lag. Soms was er een uitzondering die uit hetzelfde hout was gesneden als veel later Joop Niezen. Zoals bijvoorbeeld de onvergetelijke Kick Geudeker, de hoofdredacteur van Sport & Sportwereld. Net als Joop voetbalde Geudeker op hoog niveau, Geudeker ruim voor de oorlog bij Ajax en PSV nog op een hoger niveau dan Joop Niezen, die zijn broer Dolf in de oorlogsjaren onder de lat bij ADO landskampioen zag worden, terwijl Joop zelf op het tweede plan ook als keeper betaald voetbal speelde bij ADO, bij AGOVV in  Apeldoorn en bij DHC in Delft. Hij mocht dan niet tot de top van de doelmannen behoren, maar Joop kon net als zijn collega Dick van den Polder van Het Vrije Volk en later ook Johan Derksen het voetbalwereldje wel mede vanuit persoonlijke ervaringen beschrijven.

Joop begon als voetbaljournalist in een aantrekkelijke periode. Er was in Nederland qua topvoetbal nooit bijzonder veel gepresteerd voordat het eind jaren ’60 met Ajax, Feyenoord en Oranje serieus werd. Welbeschouwd was Feyenoord de eerste club die boven-Nederlands presteerde, door in het seizoen 1962-63 als eerste Nederlandse club de halve finale van de Europa Cup voor landskampioenen te bereiken. In die periode vroeg Joop Niezen aan hoofdredacteur Herman Kuiphof of hij misschien een plekje voor hem had bij het KNVB-Bondsorgaan ‘De Sportkroniek’. Dat had Kuiphof wel, zoals Kuiphof dat even later ook had voor Kees Jansma. Kuiphof moest toen nog een grote meneer bij de televisie worden. Als schrijvend journalist durfde hij net als zijn nieuwe leerling nog wel eens stelling te nemen, maar anderzijds was hij ook een journalist van de oude stempel. Dat bleek bijvoorbeeld uit zijn journalistieke aanpak van de als lastig bekende staande Ajacied Piet Keizer. In het nationale jeugdelftal had Piet zich niet zo lekker gedragen tijdens een toernooi in Portugal. Kuiphof was zelf niet bij dat toernooi aanwezig, maar dat verhinderde hem niet Piet Keizer de oren eens flink te wassen. Het gekke was dat hij Piet niet om een reactie vroeg. In zijn zwaar aangezette commentaar-stuk liet Herman zich volledig leiden door wat een boze KNVB-official hem allemaal over die recalcitrante Amsterdammer in het oor had gefluisterd. Voor Piet Keizer was het als jonge voetballer meteen al het moment om de voetbaljournalistiek niet helemaal serieus te nemen.

Voor de aanpak van Kuiphof richting Keizer zou de journalist Joop Niezen nooit hebben gekozen. Zijn werkwijze was zelfs precies andersom. Volgens Joop verdienden de spelers (eindelijk) een stem en moesten de voetbalofficials – hij verzon er de term ‘bobo’s voor – kritisch worden bevraagd en beschreven. Daar hadden die officials flink wat moeite mee. Want hoe gezellig was het toch altijd geweest met de voetbalschrijvers van de oude stempel. Een borreltje en een sigaar hoorden lange tijd eerder bij de rekwisieten dan een opnameapparaat dat de voetballeiders voor de mond werd gehouden en waarmee de ene kritische vraag na de andere werd gesteld. Joop Niezen was bij die omslag van doen & denken ook nog eens maatschappijkritisch, politiek links georiënteerd zeg maar, en dat paste ook niet echt bij de doorgaans behoudende voetballeiders.

In de vroege herfst van 1965 begon het weekblad Voetbal International. Na een moeizame aanloop kwam Joop Niezen aan het einde van de jaren zestig daar de boel eens flink opschudden. Weg met al die bezadigde stukjesschrijvers. De sportjournalistiek moest verbeteren en volwassen worden. Heilige huisjes bestonden niet voor de nieuwe hoofdredacteur van VI. Hij kwam op voor de belangen van de voetballers en voortaan veel minder voor de belangen van de voetbalbestuurders. Maar even zo goed kon hij ook heel kritisch uitpakken naar de zaakwaarnemer van Johan Cruijff – Cor Coster – en diens kompaan Maarten de Vos, eerder een minstens zo kritische journalist als hijzelf. Uiteindelijk vond Niezen dat De Vos er vooral op uit was om met zijn bedrijf Inter Football de eigen zakken te vullen. Dat leidde tot heibel, waarbij Cor Coster besloot de afkorting VI voortaan als ‘Vervuilende Informatie’ te zien.

De afbeelding van Joop Niezen gemaakt door Dik Bruynesteyn, die Niezen regelmatig aan de NSP stuurde met zijn DeKreet van de Dag.

Behalve een kritische pen had Joop Niezen ook een heel mooie pen. Hij kon schrijven als de beste. Soms had hij de neiging om door te slaan, zeker wanneer hij hiertoe een maatschappelijke reden zag. Beroemd werd zijn besluit om met Voetbal International – dan nog een voetbalweekblad met veel invloed – in 1972 niet met het Nederlands Elftal naar Athene te reizen, waar Oranje vriendschappelijk ging spelen tegen Griekenland. Niezen vond het krankzinnig om in het land van de ‘foute kolonels’ te gaan voetballen. Dat was nergens voor nodig, maar louter een beslissing van de KNVB, die er flink aan kon verdienen. De spelers en ook de meeste journalistieke collega’s waren het volkomen oneens met het stakings-standpunt van Niezen. Men wierp niet ten onrechte tegen dat journalisten nooit ergens weg moeten blijven, maar juist naar ‘foute’ landen moeten reizen om verslag te doen over misstanden.

Zes jaar later werd deze discussie op het scherpst van de snede gevoerd toen het WK-toernooi in Argentinië aan de orde was. Een jaar voordat dit toernooi begon reisde Joop Niezen naar Argentinië, waar hij prachtige stukken schreef over het land dat min of meer in een burgeroorlog verzeild was geraakt en waar welbeschouwd een sportfestijn nooit gehouden mocht worden. Bram & Freek riepen op tot een boycot. Voetbal International had sympathie voor die actie, maar Niezen begreep dat een nieuwe ‘staking’ zelfmoord voor zijn blad zou betekenen. Hij koos vervolgens voor de oplossing die prima en ook logisch was: een ‘dubbel’ soort verslaggeving, waarbij de prestaties van het Nederlands Elftal, dat opnieuw de finale haalde en net als in 1974 ook weer verloor, in een goede cocktail met ‘het andere verhaal’ tot een journalistiek geheel werden gevormd. Rob Rensenbrink was voor het blad net zo belangrijke als ‘De Dwaze Moeders’, die met hun witte hoofddoekjes voortdurend op de Plaza de Mayo de internationale media om aandacht vroegen voor hun verdwenen kinderen. Het is wel eens onderschat, maar het was echt wel bijzonder dat Voetbal International zich in die periode van alle andere voetbaltijdschriften in de wereld onderscheidde. VI manifesteerde zich als een volwassen journalistiek blad, anders dan collega-voetbaltijdschriften in de rest van de wereld. Voor die bladen bleef de wereld altijd en overal een voetbal. Het andere nieuws, de moordenaars in het generaalsregime - het bestond blijkbaar niet.

Het is de grootste verdienste voor de niet hoog genoeg te prijzen journalist Joop Niezen dat hij de sport en de maatschappij nooit los van elkaar heeft willen zien.

Matty Verkamman