SCHOT VOOR DE BOEG

Epke-effect

Het was best bijzonder. Het Nederlands voetbalelftal speelt een redelijk historische wedstrijd in Wit-Rusland, de inleiding tot de definitieve uitschakeling voor het WK voetbal van 2018. Maar de Volkskrant, mijn krant, opent deze maandag zijn sportkatern met een turnfoto. Niet zo maar een turnfoto. Het is de foto van ANP-fotograaf Robin van Lonkhuijsen van een iconisch moment uit de gelouterde carrière van Epke Zonderland.

De spierbundel uit Lemmer mist bij de WK-finale na een vluchtelement de stok met zijn linkerhand, maar zwaait aan die andere, onvoorstelbaar sterke arm toch rond. Nooit vertoond, unicum, om nimmer te vergeten. Epke Zonderhand ging er rond op Twitter. Hij was weer even de Superman die heel Nederland in zijn ban heeft gekregen met zijn atletisch kunnen, maar bovenal zijn eenvoud en bescheiden uitstraling.

Iedereen is dol op deze aanstaande arts die in de tussentijd al vier keer sportman van het jaar werd. Ik hoor nooit een kwaad woord over hem. Jongetjes van 7 hangen tegenwoordig in gymzalen aan de rekstok om een ‘Kovacsje’ te doen. Sommigen noemen dat het Epke-effect.

Het Epke-effect is ook dat de Nederlandse sportpers, met zijn verkleinde bataljons bij de almaar bezuinigende kranten, nog altijd redelijk massaal uitrukt voor de grote turntoernooien. In Montréal waren er vijftien geaccrediteerden met NED op de perskaart. Ooit begon dat met een groepje journalisten dat in 2001 de WK in België, in het mooie Gent, bezocht, omdat het toch lekker dicht bij huis was en de Nederlandse jonge meiden een belofte inhielden. Zo kwam de dag dat de zilveren medaille van Renske Endel aan brug ongelijk voor een rechtvaardiging van die Belgische veldtocht zorgde.

Na haar volgden grote medailles van Verona van de Leur (sportvrouw van het jaar 2002), Suzanne Harmes, Yuri van Gelder, Jeffrey Wammes en (in 2007 voor het eerst) Epke Zonderland. Waar ringenturner Van Gelder ons na zijn Europese en wereldtitel van 2005 veelal in verwarring bracht, maar ook wel kostelijke verhalen naliet, steeg Zonderland langzaam in de rangen van de turnwereld. In 2009 was hij al de nummer twee van de wereld. In 2012 stond hij, als eerste Nederlander in de moderne gymnastiekgeschiedenis, op de top van Olympus. Hij veroverde met zijn legendarische triple het olympische goud in Londen. Hans van Zetten werd een BN’er om zijn woorden: ‘En hij stààt!’

Sindsdien springen de budgetterende chefs van sportredacties altijd in de houding, als het toverwoord Epke valt. Als Ep gaat, dan moeten we erbij zijn. In Montréal discussieerden collega Henk Stouwdam (NRC) en ondergetekende over de motivatie van onze reis naar Canada voor een WK met een best lastige deadline. Gingen we voor Epke? Ik bracht nog in dat de Volkskrant misschien ook voor Sanne Wevers ging, de olympisch kampioen op balk van 2016. Henk hield vol: we zijn hier voor Epke.

Alsof het zo moest zijn: Sanne Wevers haalde de finale niet, Epke Zonderland turnde een finale die een bijzonder hoofdstuk in zijn carrière betekende. Daarna hadden we het nog eens over de klaagzang van Joan Haanappel dat haar kunstrijders en rijdsters zo weinig media-aandacht krijgen.

Er is maar één remedie. De dag dat een bijzondere man of vrouw zich aandient met een kür van het meest spectaculaire niveau en daarmee de fraaiste medaille uit de prijzenkast verovert, mag zij, de altijd zo nijvere Joan, de persdame zijn die de Nederlandse sportpers vergezelt tot in de grootste uithoeken van deze wereld. Want we weten het sinds Epke, succes werkt als een magneet.

 

John Volkers

Vicevoorzitter NSP