SCHOT VOOR DE BOEG

Toedeledokie

“Ciao! Ciao a tutti!” Nee, het was geen Italiaan die deze woorden sprak, zo’n tien jaar geleden in de catacomben van San Siro. Het was Clarence Seedorf, die in Milaan alsnog het leven na de dood had gevonden. Drie Nederlandse journalisten wilden de verheven voetballer in de mixed zone spreken in verband met zijn terugkeer in Oranje. Hadden we keurig gemeld aan de perschef van AC Milan. Toevallig in de buurt, dat wel, bij de Grand Prix Formule 1 op het circuit van Monza, maar toch: aan het werk. Seedorf liep met zijn rolkoffertje doodleuk aan de Nederlandse media voorbij met zijn Italiaanse versie van ‘toedeledokie’.

Het blijft een raar fenomeen waar ik niet aan kan wennen. Sportmensen, trainers, coaches en bestuurders die weigeren te communiceren over hun vak met de media – en dus met hun achterban en supportersschare.

Deze week ging het verhaal dat Phillip Cocu deze week het niet nodig zou hebben gevonden om na afloop van de (verloren) bekerwedstrijd Sparta-PSV de zogenoemde non-rightholders te woord te staan.

[image-37: Cocu]Het Eindhovens Dagblad omschreef het als volgt: “Cocu stond de verslaggevers van de kranten niet te woord. Dat had vooral te maken met de onhandige setting bij Sparta, waar een afgesloten gedeelte is voor verslaggevers van tv-stations en kranten. Er werd ook geen persconferentie uitgeschreven. Sparta vond dat niet nodig en volgens de communicatiemedewerker van Sparta vond PSV het ook wel goed. Medewerkers van Sparta lieten de vaste volgers van PSV niet in de ruimte waar Cocu verbleef, die ook zelf geen initiatief nam.”

De perschef van PSV, oud-journalist Thijs Slegers, betreurt desgevraagd het incident. Hij wijt dat vooral aan de onoverzichtelijke mixed zone op Het Kasteel, waarvan er eentje zelfs in een ruimte met supporters was. Cocu was daarom meteen na FOX Sports rechtstreeks naar de bus gelopen, want: geen persconferentie. De trainer had onderweg naar de bus geen verslaggever meer gezien. Slegers benadrukt dat zijn club maximale openheid nastreeft.

Het is hopelijk een zeldzaam incident, maar het toont de erosie aan tussen journalisten van de rightholders en van de non-rightholders. De verslaggevers van de eerste categorie werken voor uitzendgemachtigden die een flinke bom duiten betalen voor het recht om de hoofdrolspelers na een wedstrijd als eerste aan de tand te mogen voelen. Met die afspraak kan iedereen leven.

Erger wordt het indien non-rightholders – bewust of onbewust - worden genegeerd door sporters en coaches, ook al door de vreemde en strikte scheiding van de werkruimten. Het besef dat achter die wachtende ‘overige’ sportjournalisten een groot publiek schuilgaat, vraagt om doorlopend onderhoud. Zo mooi als in de kleedkamers van Amerikaanse sportorganisaties zal het hier nooit worden, maar ook clubs hebben uit welbegrepen eigenbelang de plicht om hun sport en hun atleten maximaal te propageren. Al was het maar voor de hoogte van de transfersommen, de kaartverkoop en het uitventen van shirtjes.

Ook de rightholders hebben er alle belang bij dat uitzendingen van sportevenementen en sportsterren waarvan zij de rechten kunnen claimen via andere media breed worden uitgedragen en voor- en nabeschouwd. Het versterkt de boodschap, of zoals de Engelsen zeggen: the rumor around the brand.

De rightholders zouden daarnaast misschien wat meer consideratie kunnen hebben met de non-rightholders. Want de economische wetten leren ons dat door de macht van het geld beide rollen snel kunnen wisselen. Voor je het weet sta je zelf vergeefs te wachten en hoor je ‘Ciao a tutti’.

Gerard den Elt, Secretaris NSP