Nieuws

In het zicht van de finish mag Pim Bijl genieten

De Marathon Rotterdam beheerste de voorbije periode het leven van AD-sportverslaggever Pim Bijl. Gisteren slaagde hij in een persoonlijke opdracht om onder de 2 uur en 30 minuten te finishen. In het AD deed hij daarvan verslag. .

door Pim Bijl


Twee houten poten (voortdurend tegen de kramp aan). Een lege kop. Wankel. Gammel. Emotioneel. Ondefinieerbare steek onderrug (links).

Pim Bijl aan de finish in Rotterdam. (Foto: Gerard den Elt)

Bloedblaar grote teen (rechts). Blauwe lippen.

Tot zover het medisch bulletin van uw verslaggever op het moment van schrijven, zondagmiddag 17.20 uur, een kleine vijf uur na mijn finish in 2.28.11 op de Coolsingel. Het was de finish waar ik tweeënhalf jaar van droomde, waar ik mijn leefstijl flink voor omgooide, waar ik sindsdien dagelijks voor trainde, waar ik oeverloos over ouwehoerde tijdens de opnames van De Pacer en tsja, wanneer eigenlijk niet. (Een zekere mateloosheid is mij niet vreemd.) De 42 kilometer en 195 meter tussen de Schiedamsedijk en de Coolsingel waren alles wat ik mij ervan had voorgesteld en meer.

Juist door de lange weg hiernaartoe - alle kilometers, al het gefantaseer, alle druk die ik mezelf oplegde door de opofferingen én het hardop uitspreken van mijn doel en het almaar uitstellen van de Marathon Rotterdam door de pandemie - voelde ik al een week lang een ongekende spanning. Kriebels in mijn benen, onverklaarbare pijntjes, twijfels.

 

Maar vanaf zaterdag overstijgt de zin en het vertrouwen. En meteen na het kanonschot om 10 uur zijn alle negatieve stemmen in mijn kop verdwenen. Ik voel mij sterk. Kom in een fijn groepje terecht, we werken uitstekend samen, lopen door 'Zuid'. De klok halverwege: 1.14, zoals besproken met podcastmaatje Eric Brommert en coaches Guido Hartensveld en Michel Butter. ,,Klasse mannen", roep ik naar mijn mede-zwoegers.

Ik zit nog fris, maar weet dat de marathon later pas écht begint. De Erasmusbrug doemt op. Het zorgt voor een gelukkig gevoel. Ik besluit op de heerlijke golf verder te surfen en neem de snelheid van de afdaling mee het centrum in. Ik versnel bij 27 kilometer, val in gedachten al de 2.26 of 2.25 aan. Een kilometer of drie later heb ik al spijt. Nu blijkt hoe dun het lijntje op de klassieke afstand is. De krachten vloeien weg. Nog 11 kilometer.

Gelukkig heb ik dit moeilijke moment in Crooswijk. Ik heb oogcontact met collega Daan Hakkenberg en zie de tranen in zijn ogen en de spandoeken van zijn kinderen Joe en Doris. Een paar honderd meter verder staan mijn beste vrienden. Een zeldzame zwaai, een vuist, een lach. Dit zijn de mensen met wie ik nachten door heb gehaald op Lowlands en die het beste weten dat de marathondroom voor nogal een ommezwaai heeft gezorgd.

Het laatste half uur is eigenlijk niet leuk meer. Alles doet pijn. Wel haal ik geparkeerde lopers in. Dat zorgt voor angst - ik zal toch niet de volgende zijn? - én voor kracht: ík loop wél dóór. Pas voor pas. Inwendig vloekend en, bij vlagen, met een niet tegen te houden kreun. Drie kilometer voor de finish werp ik een blik op mijn horloge. Vanaf dat moment weet ik dat ik in de 2.28 ga finishen. Of in elk geval onder de 2.30. Maar vraag niet hoe.

Ik zou willen schrijven dat ik denk aan de lange voorbereiding óf dat ik geniet van de Coolsingel. Het tegendeel is waar. Ik ben op. Pas de laatste honderd meter begint het grote genieten. Ik spreid mijn armen, finish in 2.28.11 en val in de armen van Eric.

De uitslag bekijk ik later. Er zijn 45 lopers (veel) beter, onder wie elf Nederlanders. Maar ik ben trots en ongekend blij. Het is de marathon waar ik van heb gedroomd. Ik ga door, na een maandje de teugels los, maar deze is voor altijd.