Nieuws

De ziel van een club

Dat voetbal en theater heel goed samen kunnen gaan, bewees de aanhang van De Graafschap begin januari met de voorstelling Veur Altied: een prijzenkast vol verhalen. Twee dagen lang puilde het Amphion in Doetinchem uit. Met veel gevoel voor nostalgie, traditie en zelfspot oogstte het amateurgezelschap zowel bewondering als ontroering.

Guus Hiddink en Hans Kraay junior vertelden hilarische anekdotes. Er waren fijne gedichten van Eddy Buiting over vrijwilligers en antihelden, voorgelezen door Bert Maalderink. Pascal Kamperman, kleinzoon van de oprichter, nam het publiek mee naar het verleden waarin weinig werd gewonnen maar veel is gebeurd. Sjoerd Weikamp, lid van de raad van commissarissen maar bovenal supporter, praatte de zaterdagavond en zondagmiddag op een meesterlijke wijze aan elkaar.  

Ik mocht – als biograaf – iets vertellen over hun zieke cultheld Simon Kistemaker en meteen kwam er een ouderwetse briefkaartenactie op gang, want aan e-mailen doet De Kist niet. Twee weken later stond er een enorme postzak in zijn huis, inclusief een speciaal door Bennie Jolink gemaakt kunstwerk.

Mensen die nog niet wisten waarom De Graafschap zoveel sympathie in het land oproept, weten het nu. Maar de grote vraag die na afloop rondzong: waar was de selectie? Hoewel de algemeen directeur het toneel betrad met een grote bos bloemen, hadden spelers en trainers natuurlijk tussen de 850 bezoekers in die zaal moeten zitten. Ze gingen die zondag op trainingskamp, zei iemand ter verdediging. Klonk logisch, maar dan was er dus nog een voorstelling op zaterdag.

Een ander vertelde dat de organisatie geen kaartjes wilde weggeven. Alsof je de spelers in de watten moet blijven leggen… Iedereen moest betalen, zelfs de notabelen en de heren profs. Helder standpunt, aangezien de opbrengst ten goede zou komen aan de supportersvereniging. Het is alleen geen reden om weg te blijven. Juist dan had een voorzitter, een technisch directeur of een aanvoerder moeten zeggen: ‘Wij kopen dertig kaarten en we gaan allemaal naar het theater.’

Voetballers belijden hun clubliefde doorgaans voor de bühne, als er camera’s rondom het veld staan. Die kusjes op dat logo zijn potsierlijk geworden.

De ziel van De Graafschap? Die kon je in het weekend van 5 en 6 januari zien, horen en voelen. Een voetballer die de komende maanden tegen degradatie moet knokken, zou extra geïnspireerd naar buiten zijn gelopen. Dan had hij, om dat vreselijke cliché te gebruiken, geweten waar hij het allemaal voor doet. En vooral: voor wie hij het doet.

YOERI VAN DEN BUSKEN