SCHOT VOOR DE BOEG

What happens in de kleedkamer…

En ineens ging het over het kleedkamergeheim, een woord waarvan ik dacht dat het onder een dikke laag stof lag te rusten in de kelders van de journalistiek. Met dank aan voormalig spuiter, slikker, rokkenjager en wielrenner Thomas Dekker én diens ghostwriter Thijs Zonneveld.

Zelden zal een autobiografie zoveel discussie in ons vak hebben opgeleverd dan het boekwerk met de weinig fijnzinnige titel Mijn Gevecht (vooral niet in het Duits vertalen…). Met name de oudere garde, respectabele heren die je met goed fatsoen het geweten van onze sportjournalistiek kan noemen, kwam met grote bezwaren tegen het doorbreken van de stilte.

Nee. Het ging ze niet om het slikken. Het ging ze ook niet om het spuiten. Het ging ze vooral om de onthullingen over de seksuele escapades van het voormalige wonderkind. Het feit dat hij in zijn liederlijke ontboezemingen over masturberen en hoerenloperij man en paard noemde kon er bij hen niet in. Zoiets doe je niet. What happens in de kleedkamer stays in de kleedkamer. Het zou een aloude stelregel zijn in de sportjournalistiek.

Vreemd. Heel vreemd. Lang geleden hoorde ik als gretige leerling juist van collega’s uit hun generatie, de mentoren van mijn lichting, dat alle alarmbellen af dienen te gaan als er ook maar een vermoeden is dat iets onder het vloerkleed wordt geschoven. Dat elk geheim om een onthulling schreeuwt, zoiets. Tegels lichten zou de ware journalistiek zijn. Maar blijkbaar geldt dat adagium niet als het ware verhaal te dichtbij komt, blijkbaar niet als het ranzige details betreft over mensen die je misschien wel iets te goed kent.

Nee. Het is inderdaad niet chique. En ja, er is zeker sprake van effectbejag. Van scoringsdrift, zowel bij de schrijver als bij de voormalige sporter die voor eens en voor altijd (hebben we eerder ook al eens gehoord uit de mond van Thomas Dekker) de waarheid wil spreken. Al te zuiver zullen de motieven niet altijd zijn geweest, maar daar gaat de discussie nu niet over.

Het gaat nu om de vraag of je mag schrijven wat er in de autobiografie van Thomas Dekker geschreven is. Of al die details over Oost-Europese prostituees en bevlekte handdoekjes op straat mogen komen te liggen. Om de vraag of kleedkamergeheimen andere geheimen zijn dan medische geheimen. Of geheimen in de bestuurskamer. In de ploegleiderswagens. De bus.

Een wedervraag. Waarom moest de onderste steen eigenlijk boven komen in de dopingwinter, de winter na de bekentenis van Lance Armstrong? Zelden zoveel onthulde geheimen gezien als in die tijd. Ik ken weinig collega’s die schande spraken van het boek van Tyler Hamilton en de ontboezemingen van andere spijtoptanten uit die duistere wielertijden. En terecht. Velen onder ons vonden het een ontluisterend, maar krachtig beeld van een verloren generatie. Goed dat het verhaal eindelijk eens verteld werd. Laat dat nou precies datgene zijn wat het boek van Thomas Dekker is. Een keiharde zedenschets, die niet compleet zou zijn geweest zonder het schenden van het kleedkamergeheim.

Gio Lippens
Voorzitter NSP