SCHOT VOOR DE BOEG

De geoliede mediamachine van de Formule 1 – ‘Feed the Monster’

Het is een bont gezelschap, dat rondtrekkende medialeger dat in het spoor van de snelste raceauto’s over de wereldbol reist. Collega’s met octaan in hun bloed die leven van rondetijden, pk’s, vlammende quotes, relletjes tussen teambazen en vetes tussen coureurs.

Het gaat om een race van circa 300 kilometer in pakweg anderhalf uur tijd, maar ruim een week lang wordt wereldwijd de nieuwshonger van honderden miljoenen F1-fans gestild. ‘Feed the monster’, placht de overleden persman van Minardi, Graham Jones, altijd te zeggen.

In mei strijkt dat elitekorps neer in de duinen rond Zandvoort. Ik heb er acht jaar lang deel van uitgemaakt, dus ik kan nu al uittekenen hoe dat gaat op donderdagmorgen, als de eerste collega’s arriveren om zich te laten registeren en vervolgens op jacht gaan naar de beste plek in de perszaal, recht voor de monitors. Met hun mediasticker op de voorruit van hun huurauto hebben ze zich natuurlijk al door het verkeer moeten wurmen en véél te ver weg moeten parkeren.

Ik hoor ze nu al brommen, die Britse collega’s die gemakshalve vergeten dat Nederlandse collega’s jaren terug op Silverstone een tractor nodig hadden om hun auto weg te laten slepen van een ondergelopen parkeerterrein. En de altijd vrolijk gestemde Braziliaanse journalisten, die in Nederland (naar ik vurig hoop) niet hoeven te vrezen voor een overval op hun bestickerde auto, tijdens de GP in Sao Paulo een beproefd herkenningsteken voor straatrovers.

Het zal voor iedere autosportjournalist en -fotograaf onwennig zijn, want vrijwel niemand was 35 jaar geleden al actief toen de laatste Grand Prix op Zandvoort werd gehouden.

Honderden vaste volgers kennen het vaste ritme van zo’n weekend: op donderdag de FIA-persconferentie met enkele uitverkoren coureurs. Wat zijn hun verwachtingen over de kombocht? Wat is de beste lijn? Max zal aanwezig zijn, zoals altijd de coureur aanschuift afkomstig uit het gastland.

Op vrijdag de vrije trainingen, de (groeps)interviews na afloop met de coureurs en de FIA-persconferentie met enkele teambazen, als altijd handelend over nieuwe en oude regels, teambelangen, nieuwe regels en meer van dat soort ‘corporate’ informatie. Voer voor de liefhebbers van sportpolitiek.

Op zaterdag de laatste vrije training en kwalificatie, op zondag dan eindelijk de race. ‘When the flag drops, the bullshit stops’, luidt de gevleugelde uitspraak van Ron Dennis (voormalig teambaas McLaren) over alle speculaties en bespiegelingen in de dagen en uren voorafgaande aan de Grand Prix. 

De persvoorlichters van de teams zullen hun persberichten (altijd positief) elke dag droppen in de mailboxen, doorgaans gretig geciteerd door websites die NIET zijn geaccrediteerd op de F1-circuits.

En daar zit ‘m de kneep: al die honderden geaccrediteerde journalisten, inclusief onder anderen Ivo op den Camp, Olav Mol, Rik Spekenbrink, Erik van Haren, Jack Plooij, Louis Dekker, Arjan Schouten, André Venema, Peter van Egmond, Frits van Eldik, Joost Nederpelt, Bart van Dooijeweert en Lennart Bloemhof, behoren tot de uitverkoren mediavolgers van de Formule 1. Mensen met contacten, ingangen, bronnen, kortom een eigen netwerk.

De FIA hield dat gezelschap tot dusver tamelijk exclusief en beperkt. Nieuwkomers moesten voldoende achterban hebben, publicaties en bewijsexemplaren dienden te worden overlegd.

Dat beleid gaat wellicht op de schop, meer en meer websites zullen mogelijk worden toegelaten. Coureurs zijn meer op hun hoede, durven door de snelle media en de gevolgen van een loslippigheid niet meer het achterste van hun tong te laten zien.

Gerard den Elt

De komende weken zullen veel collega’s, maar zeker ook hobby-journalisten, via de FIA proberen toegang te krijgen tot de perszaal in Zandvoort. Het is te hopen dat de drempel niet al te zeer wordt verlaagd, want dat gaat onmiskenbaar ten koste van de professionaliteit en kwaliteit. We helpen graag mee die te bewaken.

GERARD DEN ELT

Algemeen secretaris NSP