SCHOT VOOR DE BOEG

Black Lives Matter

Er mag niks. Dat is regel één van het Internationaal Olympisch Comité voor het houden van demonstraties en het doen van een stevig protest. Regel 50 van het olympisch handvest, een nuttig maar mogelijk wat achterhaald boekwerkje.

Maar, zei IOC-voorzitter Thomas Bach tot de sportmensen die in de dagen rond de dood van de Amerikaan George Floyd dachten over de Spelen van 2021 en een mogelijk aantrekkelijk protestpodium, probeer een alternatief te bedenken dat ‘waardig’ is.

Met die onmogelijke opdracht zadelde hij de atletencommissie van het IOC op. Die mogen nauwelijks meedenken in de kringen van het belangrijkste sportbestuur van de wereld of de leden zijn zwaar ingepakt door gewichtige bobo’s. Maar nu mogen ze aantreden. Om het onmogelijke te bedenken.

Protesteren en demonstreren, voor #BLM, Black Lives Matter, maar niet op het olympisch terrein en zeker niet, zoals Tommie Smith en John Carlos in 1968 deden, het erepodium en het volkslied (voor de winnaar) gebruiken om hun gebaar van protest, zeg maar verzet, te maken.

Smith en Carlos zijn legendarisch. Greg Sedoc zei het vorige week niet voor niets in de Volkskrant. Hun protest was zo opzienbarend, zo schokkend, zo ongewoon, dat we het er 52 jaar na dato nog over hebben. En nog schokkender is dat we het erover hebben omdat zwarte levens, zeker in de VS met zijn verziekte politiekorps, nog steeds weinig waard zijn.

Uit Wallechinsky’s olympische bijbel: ‘Smith en Carlos waren studenten aan het San José State College in Californië en leden van het Olympic Project for Human Rights, een groep van atleten georganiseerd om tegen de behandeling van zwarten in de VS te protesteren. (..) De zege van Smith was een sensatie, maar de huldiging was nog sensationeler. Blootvoets betraden zij de baan, met een mensenrechtenbadge op het trainingspak. Smith droeg een zwarte sjaal om de nek, Carlos een ketting van kralen, als herinnering aan gelynchte zwarte. Toen het Star-Spangled Banner werd gespeeld, bogen beiden het hoofd en elkeen verhief een hand, gehuld in zwarte handschoen als Black Power-groet’.

De twee werden na dreigementen van het IOC om de hele Amerikaanse ploeg uit Mexico-Stad weg te sturen uit het olympisch dorp gezet. Ze waren weer ‘neger’ in plaats van Amerikaan, zoals Carlos verklaarde. De twee gingen een zwaar leven tegemoet.

Dat ijselijke voorbeeld nemende, wat zou er in Tokio 2021, bij de dan (mogelijk) te houden Olympische Zomerspelen, wel kunnen geschieden dat het IOC als waardig zou beoordelen? Want Smith en Carlos deden hun protest niet gewelddadig, zwijgend, gesteund door de man van het zilver, de blanke Australiër Peter Norman, die vanaf dat moment hun ‘broeder’ was.

Wat zal Tokio brengen? Het Nederlands olympisch comité vindt, keurig de adviezen van het IOC volgend, dat podium en speelveld vrij moeten blijven van politiek vertoon. Doe iets op je social media en anders in de persconferentie na afloop, zegt Hinkelien Schreuder van de Nederlandse atletencommissie. Voorzitter Anneke van Zanen zei het haar na.

Er moet toch iets intelligenters zijn te bedenken, subtieler dan een zwarte bandje om het haar, zwarte schoenen aan, een rouwarmband om of een plaktattoo op de bovenarm. Of de hele sportwereld, sporters voorop, daarover het hoofd mag pijnigen.

Mijn idee: houd het bij enkele grote protesten door Afro-Amerikaanse toppers. Chris Coleman na zijn zege op de 100 meter, Simone Biles na haar vierde gouden turnmedaille en Simone Manuel na de prolongatie van haar olympische titel op de 100 meter vrije slag. Knielen à la footballer Colin Kaepernick bij het volkslied. Waardig, het hoofd gebogen. Twee weken publiciteit voor dat ene grote doel: racisme de wereld uit.

En die foto’s, die gaan nog twee mensenlevens mee.

 

JOHN VOLKERS

Vicevoorzitter NSP