Nieuws

Beschimmelde voetbalcultuur

De regen die was voorspeld bleef gelukkig uit. Met duizenden tegelijk stroomden we opgewekt door de popperige straten van Anfield. Ik ben geen liefhebber van mensenmassa’s maar dit had iets gemoedelijks.

Mensen en kinderen in een wit shirt van Tottenham Hotspur konden ongehinderd tussen Liverpool-fans naar het stadion slenteren. Kraampjes van beide clubs stonden naast elkaar. Mijn jongste zoon en ik keken links en rechts omdat er van alles te zien was – en als je per ongeluk tegen iemand opbotste was het ‘sorry sir’, een glimlach van begrip en weer door.

YOERI VAN DEN BUSKEN

Natuurlijk werd er tijdens de zinderende topper in de Premier League ook gekankerd op spelers, maar dan volgde er een geslaagde tackle en steeg het gejuich weer op. Natuurlijk werd er hartgrondig gevloekt toen Liverpool een riante voorsprong van 3-0 in blessuretijd alsnog leek weg te geven, maar een minuut later werd het 4-3 en was alles vergeten en vergeven.

De scheidsrechter toonde zich een autoriteit. Spelers deden normaal. Liederen die op de tribune werden gezongen waren soms spottend maar geen moment haatdragend. Direct na het eindsignaal vormden stewards in gele hesjes een reuzenkring. Wie het in zijn hoofd zou halen het speelveld te betreden, wachtte een stadionverbod tot het einde der tijden. Zowel de winnaars als verliezers kregen applaus.

Buiten checkten we in op een elektrische step die tegenwoordig overal in Liverpool staan en zo hobbelden we zigzaggend en zingend bij een ondergaande zon naar ons hotel in het centrum. Mooier kan een voetbalweekend met je kind niet worden.

Ver weg van dat hemelse geluk, maar op hetzelfde tijdstip, maakten Ajax en PSV van de bekerfinale een wanvertoning. Ik las er de volgende morgen over op mijn telefoon, happend in een warm kaneelbroodje in ons favoriete koffietentje. De beelden hoefde ik niet terug te zien. Tadic, Alvarez, Bergwijn, Simons, De Jong… Ik kende dat vervelende kleuterklasje inmiddels wel. 

Terug in het voorheen zo gave landje bleek dat het echt een issue was geworden. Algemene tendens: we zijn collectief de weg kwijt. Een paar dagen en veel deskundigen aan talkshowtafels later werden 154 hersenloze hooligans (hoewel dat een pleonasme is) van AZ opgepakt voor het uitkramen van de bekende antisemitische teksten. Op weg naar het politiebureau molesteerden ze nog even de bus waarin ze vervoerd werden.

Maandag pakte ik de bingokaart voor dit soort excessen er maar weer eens bij. Schokkend, onacceptabel, grens bereikt, mag niet meer niet gebeuren... Woordvoerders van clubs en supportersverenigingen keurden het uiteraard af, maar wilden bovenal benadrukken dat het maar een héél klein groepje is. De goeden mogen niet onder de kwaden lijden, bla-die-bla. En we gingen weer over tot de orde van de dag. 

Ook wordt er altijd standaard gewezen op de succesvolle bestrijding van geweld in Engeland. Een columnist hief een vinger en schreef dat de Nederlandse voetbalwet in de basis nog veel strenger is. Gek toch dat we daar niets van merken.

Het antwoord is heel simpel: omdat ze in Engeland na de weerzinwekkende jaren tachtig als samenleving hebben afgesproken dat ze het niet meer willen. En er toen ook echt wat aan hebben gedaan. Geen alcoholgebruik of vuurwerk op de tribune, scherper cameratoezicht, vaste plaatsen, harder optreden bij kwetsende spreekkoren, stadionverboden die niet door clubs maar een rechter worden opgelegd en een betere meldplicht. Nog steeds glipt er weleens een gek tussendoor maar dat blijven incidenten. 

Wij kunnen in Nederland maar geen front vormen, struikelen keer op keer over eindeloos geneuzel en gepolder. We lullen wat af, van burgemeester tot gedragspsycholoog. Als de KNVB een keer actie onderneemt tegen de regen van bekers en aanstekers staat er meteen een groep klaar om dat weer te bekritiseren. Want o wee, wat als het een jongetje is die iets gooit? Gaat het over meldplicht op de dag van de wedstrijd, begint iemand over privacy. Zo kom je nooit ergens.

In het populaire tv-programma Even tot hier riep eerst Peter Koelewijn zaterdag de mekkerende duikelaars op noppen tot de orde. Maar dat andere liedje over Op1 sloeg eigenlijk nog veel meer op onze beschimmelde voetbalcultuur. De presentatoren Margje Fikse en Charles Groenhuijsen hadden die week apathisch toegekeken hoe een gast bloedend op de grond lag en kregen een satirische tik op de vingers. Een nieuw werkwoord zag het daglicht: wij zijn hier volgens Niels van der Laan en Jeroen Woe voortdurend aan het ‘Fikse’. Ofwel: een probleem benoemen en wachten tot een ander iets doet.

Het is treffend en tragisch tegelijk.

YOERI VAN DEN BUSKEN